485 stander, die wat leiding, aanvoering, organisatie, bewapening, oefe ning, gehalte enz. enz. onze gelijke en in sommige opzichten mis schien wel onze meerdere is, is toch de wapenwerking van een Eu- ropeeschen tegenstander veel grooter en heviger dan die van onze bruine broeders, uitzonderingsgevallen als Tjakra Negara en Mataram (Augustus 1894) en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Yan het moreel van den troep wordt toch in de Europeesche gevechten in dat opzicht veel meer geëischt. De werken van Honig, Kunz en zoovele anderen heffen daaromtrent allen twijfel op. Men leze voor al Hönig's „Untersuchungen über die Taktik der Zukunft." En wanneer men die werken aandachtig leest en bestudeert, laat men zich dan de vraag stellen, of het mogeljjk is tegen een Europeeschen vijand op te treden, zooals wij dat gewoon zijn tegen den inland- schen vijand te doen? Laat men zich dan afvragen, tegenover wel ken tegenstander meer van het moreel der troepen gevergd wordt, tegenover den Europeeschen of tegen den Iulandschen. Het antwoord op die beide vragen, waarvan de eerste in verband mee het vorenstaande moet beschouwd worden, is dunkt mij niet twijfelachtig. Bovendien zullen onze troepen het gevoel van meerderheid, dat hun, al thans den Europeanen en Ambonneezen, tegenover den inlandschen vijand in den regel eigen is, en dat onzen aanvoerders hun taak maar al te vaak verlicht, tegenover den Europeeschen vijaud missen. Men heeft mij op de nadeelige moreele invloeden gewezen, welke vaak door vermoeiende marschen, slechte verpleging, enz. veroorzaakt werden. Het is waar, dat de tactiek ook de marschleer in den kring harer beschouwingen opneemt. Het is ook waar, dat wij in onze Indische •oorlogen op het gebied van marschen zaken gepresteerd hebben, welke niet vaak haar wedergade hebben gevonden. Maar zullen wij dan tegen een Europeeschen vijand geen vermoeiende marschen te maken hebben Zeer zeker. Wel zullen onze troepen op Java in den regel niet langs voetpaden en ongebaande wegen marcheeren, tenminste niet in die mate als veelal bij onze expeditiën in de Buitenbezittingen plaats had, maar men zag het dan ook bij deze expeditiën vaak gebeuren, dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 478