489
liezen in een enkel oogenblik bijv. door hevig artillerie-vuur geleden,
enz., maken ongetwijfeld op den lezer een grooten indruk. Stellig
zullen zich in den Europeeschen oorlog tal van oogenblikken voordoen,
waarin veel, zeer veel van het moreel van de troepen en hun bevelheb
bers verlangd wordt, doch dergelijke gevallen doen zich ook in onze
Indische oorlogen voor, en de beantwoording der vraag of aan het
moreel van het individu in den Europeeschen strijd hooger eischen
gesteld worden dan tegenover den Inlandschen vijand, hangt o. i. niet
tegenstaande al wat wij ook van de Europeesche oorlogen gelezen
hebben, te veel van subjectieve opvattingen af, om beslist partij te wil
len kiezen. Wij willen echter eenige vragen stellen.
Zou het moreel onzer troepen niet verbazend stijgen door de weten
schap, dat de buitenlandsche ons bestrijdende vijand liefderijk onze
gewonden verpleegt, zouden patrouilles zich niet met meer stoutheid
voorwaarts wagen, overtuigd, dat zij wel gewond worden of sneuvelen
kunnen, doch dat zij nimmer in een hinderlaag kunnen vallen, die hen
tot den laatsten man mutileerend afmaken zal? Wat werd er van
het moreel gevergd bijv. bij een terugtocht als die onder Vermeulen
Krieger, wat van de compagnie van Lindgreen, van de bezetting van
het tort Amerongen, van de door Toekoe Oemar ingesloten posten en
blokhuizen onzer buitenlinie, enz. Zou het moreel tegenover den
Europeeschen vijand veelai hooger behoeven te zijn, dan dat van de
detachementen marechaussées, en andere troepen, die tegenwoordig in
den nacht alleen op aanwijzing van een Atjehscheu gids reeds zoo
vele overrompelingen verrichtten? Zouden in het algemeen alle nach
telijke operatiën tegenover den Inlandschen vijand wij wijzen bijv.
ook op die der Zuid-Flores expeditie geen zeer hooge eischen aan
het moreel stellen?
Thans van den troep op den bevelhebber overstappende, gelooven
wij, dat in algemeenen zin goede leiding van een gevecht tegenover
den Europeeschen vijand gemakkelijker is dan tegenover den Inland
schen vijand, n.l. als de sterkteverhoudingen niet al te veel verschil
len. Het eerste gevecht toch verloopt veel regelmatiger, men heeft
behoorlijk zijn verkenningen kunnen doen, desnoods zelfs een
openlijke verkenning kunnen verrichten, die weder kunnen afbreken,
enz. Niets van dit alles tegenover den inlandschen vijand, die