491 Bij alles het leger betreffende hinken wij helaas nog te veel op twee gedachten n„ 1. den steeds te verwachten Inlaudschen vijand en het ver verwijderde (1) spookbeeld: den buitenlandschen aanrander. Nog meer dan noodig en wenschelijk is, houdt de organisatie van ons leger met dien aanrander rekening. Laat ons echter nooit de opleiding in hoofdzaak richten op dien vijand, welke het gros onzer soldaten en officieren niet te aanschouwen krijgt. Zoo'n stelsel kan niet logisch zijn. Blijkens den Open Brief van den heer van der Maaten heeft nog een andere zinsnede uit zijn werk n. 1.„De oude stormiactiek be hoort dan ook naar de musea verwezen te worden" protest uitgelokt. En hoewel wij begrepen, in welken zin dit door den schrijver be doeld werd en wij ook vermoeden, dat zulks door de meesten in de goede beteekenis zal zijn opgevat, zoo achten wij toch de zinsnede op zichzelf niet gelukkig gekozen. Zij maakt toch bij de eerste lezing allicht den indruk, dat ook de schrijver tot hen behoort, die „Indische tactiek" en „geen tactiek" zoo ongeveer gelijk stellen. En al willen wij nu niet ontkennen, dat er in onze krijgsgeschiedenis oogenblikken geweest zijn, waarin gestormd werd zonder reden, waarin de ondernomen storm op tactische gronden niet te verde digen viel en bepaaldelijk een fout genoemd moest worden, zoo achten wij nog steeds de storm- of bajonetaanval een meer inte greerend deel van onze Indische tactiek, dau van de Europeesche tactiek. Bovendien, zou men de Russische generaals in den oorlog van 1877/78 gebrek aan tactische kennis willen verwijten, omdat de herhaaldelijk ondernomen stormaanvallen tegen Piewna uit een tactisch oogpunt niet alle te verdedigen waren Het Russische karakter speelde daarbij een groote rol en evenzoo gaat het bij ons en bij anderen. Turco's en Amboineezen zal men eerder tot den storm doen over gaan, dan bijv. het veel kalmere Soendaneesche element in ons leger. Niettegenstaande de door den schijver bedoelde „vooruitgang, welke (1) De weinige spoed, dien het Opperbestuur maakt in zake de verdedigingsplan nen voor Neder!andsch-Indië geeft alle reoht te veronderstellen, dat men ook van hooger hand de mogelijkheid eener dergoiijke aanranding ver verwijderd acht. Anders tooli

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 504