57
Oordeel vau een ambtenaar, die jaren lang- in Atjeli doorbracht.
Met zeer veel belangstelling las ik de mededeeling van prof.
van den Berg. Uit dat schrijven blijkt dat, afgescheiden van de vraag
of de Mohammedanen in Ned.-Indië werkelijk de meening zijn toege
daan, dat verminking een beletsel zou zijn voor het verkrijgen der
eeuwige gelukzaligheid, dit begrip bij de geloovigen zeker niet gelden
kan ten opzichte dergenen, die in den heiligen oorlog sneuvelen.
Dit stemt volkomen overeen met hetgeen ik daaromtrent in Atjeh
gehoord heb; op uw verzoek heb ik dit hieronder in korte trekken
omschreven.
De Atjehers zijn vast overtuigd, dat zij die in den heiligen oorlog
sneuvelen, onmiddellijk in den hemel worden opgenomen, in welken
toestand hunne lichamen hier ook zijn achtergebleven. Die lijken
worden niet gewasschen, niet in het lijkkleed gewikkeld en de ge
bruikelijke gebeden worden voor hen niet gedaan, want als Sjahid,
bloedgetuigen, worden zij zonder eenige formaliteit tot Allah toegelaten.
Het is ondenkbaar, dat lieden die zoo zeker zijn van de vervulling
der beloften door Allah aan de strijders voor het geloof gedaan, de
vrees zouden kunnen koesteren, dat een toeval of zelfs de kwaadaar
digheid van een ongeloovige hen van de voordeelen aan het marte
laarschap verbonden, zouden kunnen berooven, en ik heb dan ook
nimmer gehoord, dat een Atjeher twijfelde aan de zaligheid van een
in den heiligen oorlog gevallen strijder, wiens hoofd door onze soldaten
van den romp gescheiden was.
Eenige jaren geleden heb ik die kwestie eens besproken, naar
aanleiding van hetgeen bij gelegenheid der Tamiangsche expeditie
gebeurd is. Volgens de mij door Atjehers gedane mededeelingen, was
bij de verovering eener benting (ik meen Tempoeh Tengah) de geheele
bezetting, uit ruim 60 man bestaande, afgemaakt en waren die lijken
door de onzen met petroleum begoten en verbrand. Op mijn vraag
of de nabestaanden dier lieden zich niet ongerust maakten omtrent
het lot, dat hun hiernamaals te wachten stond, kreeg ik ten antwoord
„Wel neen, zij zijn immers sjahiden wat doet het er dan toe, wat
er met de lijken gebeurd is
In het algemeen strekken de Atjehers het begrip van hetgeen tot