88
Bergland.
Het bergland van Groot-Atjeh onderscheidt zich door steile, bijna
volkomen onbegaanbare hellingen. Het is onbewoond, dus onbebouwd*
De lagere gedeelten zijn meestal kaal en slechts in de diepe ravijnen
met kreupelhout begroeid. De hoogere gedeelten zijn door licht bosch
bedekt. Op sommige plaatsen gaat de steenachtige geaardheid van
den bodem in rotsvorm over.
De Gleh Raija is eene bergmassa, die uit het Barisangebergte in
noord-noordwestelijke richting vooruitspringt. De Gleh Datar moet
als eene voortzetting van het hoofdgebergte worden beschouwd. De
pas van Gleh Taroem, die den Gleh Datar van den Gleh Raija
scheidt, is slechts voor Infanterie bruikbaar; de enkele ruiters, die
er langs zijn gegaan, moesten in den regel afstijgen. Het Parang-
gebergte (zie Atjehhoofd) is door de kloof van Beradin van den Gleh
Datar gescheiden. Het pad door de pas van Bëlang Kala, over dit
gebergte voerende, is voor Infanterie bruikbaar. Voor Cavalerie en
Bergartillerie levert het pad vele bezwaren op. Bespannen stukben
kunnen er niet voorbijgaan. De Gleh Raija is 1575 M. hoog.
Tusschen Kroeëng Raba en Lepong breidt zich de Gleh Raija onder
verschillende namen tot aan zee uit. De bijna loodrechte wanden,
waarmede de rotsen zich daar uit zee verheffen, maken een tocht
langs het strand omnogelijk. Door den dubbelen pas van Gleh Loeda
kunnen echter Infanterie, Cavalerie en Bergartillerie een doortocht
vinden.
De Goudberg of Selawa Djanten verheft zich 1726 M. boven de zee
en is, daar die berg alleen staat te midden van 3000 voet lager
gelegen heuvelland, op groote afstanden zichtbaar en herkenbaar.
De Goenong Mentelah en het Selawa Agam gebergte zijn steil,
rotsachtig, met bosch bedekt, onbebouwd en onbewoondzij bereiken
eene hoogte van 2100 M. en 2500 M. (1)
Het gebergte, dat de stroomgebieden der Atjeh- en Selimoenrivieren
scheidt, verheft zich ongeveer 450 M. boven de zee, is weinig begroeid
en blijkbaar niet bebouwd of bewoond. De lagere hellingen zijn flauw
en gaan geleidelijk in sawahterreinen over.
(1) Op de OverziohtBkaart van Groot-Atjeh van 1883 (No. 32 van de hierboven ge
noemde kaarten) zijn de hoogten der bergen en voornaamste heuvels vermelde.