583
Patrouïlledienst in de linie. De posten, sterk 150 man, zenden dagelijks,
bij het aanbreken van den dag, een patrouille uit in den omtrek binnen
de lijn der versterkingen tot op 500 passen van de versterking; deze
patrouille doet tevens den dienst van veldontdekking en gedraagt zich
overigens naar dezelfde consignes als de patrouilles van Kota Radja.
De overige posten zenden bij het aanbreken van den dag en vóór het
openen der barrière slechts eene veldontdekking uit in de onmiddellijke
nabijheid der versterking.
Hinderlagen in de linie. Het al of niet stellen van hinderlagen wordt
overgelaten aan de beslissing der postcommandanten.
De posten van 150 man kunnen tot 4 hinderlagen, sterk 15 a 20
bajonetten uitzetten.
Passen. De dagpassen model Lett. C, welke door de verschillende
postcommandanten worden afgegeven aan de buiten de linie wonende
Atjehers en Arabieren, telkens als deze zich binnen de linie willen begeven,
hebben voor iederen dag en op eiken post een doorloopend nummer;
nummer en naam van den houder worden door den postcommandant geboekt.
15ij terugkeer uit de linie worden de dagpassen door den postcomman
dant weder ingenomen en vernietigd.
Indien de houders niet in den loop van den dag terugkeeren, wordt
hiervan door den postcommandant aanteekening gehouden en op zijn jour
naal melding gemaakt van het nummer der dagpas en den naam van den
houder.
Gedurende de maand Maart 1885 zijn nog van kracht de passen, vroe
ger uitgereikt aan bewoners binnen de linie, met uitzondering nochtans
van de vergunning tot het dragen van wapens door de mindere hoofden
en volgelingen.
Lieden, van buiten de linie komende, al zijn zij in het bezit van vroeger
uitgereikte passen, zijn echter ook gedurende de maand Maart verplicht,
zich bij den betrokken postcommandant te voorzien van eene dagpas
Letter C.
Door deze regeling vervallen alle vroeger uitgevaardigde, hiermede
strijdige bevelen.
Bij de inwerkingtreding dezer order zelf in Grroot-Atjeh als post
commandant dienende, ciieer ik hieronder hare voornaamste gebreken.
1. Door het incompleet der infanteriekorpsen en de veie zieken,
die er toen bij de troepenmacht in Groot-Atjeh waren, heb ik in
1885 herhaaldelijk sectorpatrouilles ontmoet, die niet sterker dan 10
man waren; deze patrouilles waren dus te zwak. (1)
(t) Als gevolg van de bepaling, dat elke sectie de patrouille vormde en daarvoor
niet twee sectiën by elkander moohten worden gevoegd.