584 2. Daar toen ook het officierskorps bij de Infanterie in Grroot- Atjeh zelden compleet was en vele zieken telde, werden de sector patrouilles zeer vaak door onderofficieren gecommandeerd, hetgeen, met het oog op het gemiddeld gehalte dezer personen (van wie toen velen niet meer dan gegaioneerde soldaten waren) en op de hierboven omschreven taak dier patrouilles, eene niet minder groote fout was. Door hunne slechte handhaving der tucht en hun gebrek aan tact kwamen vele klachten binnen over de optreding dezer patrouilles tegenover de binnen de postenlinie wonende bevolking. 3. Dit laatste was gemakkelijk gemaakt door de bepaling, dat elke sectorpatrouille per se vijf uren uit moest blijven, waardoor verscheidene patrouiliecommandanten met de manschappen gingen luieren en deze, bij onderofficieren van bovenbedoeld gehalte, tot groote ergernis der bevolking, allerlei kattekwaad uitvoerden. Tot staving van het ad 2 en 3 aangeteekeude diene het onder- volgende. De nieuwe regeling van den patrouilledienst trad den 6™ Maart 1885 in werking en reeds den 19en Maart d. a. v. moest Kolonel Demmeni schrijven: Bij herhaling is mij gebleken, dat de voorschriften, gegeven bij Com- mandementsorder dd°. 1 Maart 1885 No. 40, niet naar eisch worden op gevolgd. Noodig is het daarom, dat de patrouillecommandanten zich goed doordringen van de bedoeling dier voorschriften, welke is het weren van vijanden binnen onze postenlinie en niet het veroorzaken van last aan de daarin gevestigde bevolking. Ten einde vijanden te weren, behooren de patrouilles aan de Atjehers, die zij ontmoeten of die in de nabijheid van den door haar gevolgden weg het veld bearbeiden of padi of gras snijden, steeds de pas af te vragen en die Atjehers te arresteeren, welke niet van eene behoorlijke pas zijn voorzien of wel wapens zonder vergunning dragen. Ten einde het wonen binnen onze linie niet tot een ondragelijken last te maken, behoort het doorzoeken van huizen hooge uitzondering te we zen en b.v. te worden toegepast, wanneer een verdacht persoon binnen een huis de wijk neemt. Een en ander is duidelijk in de reeds genoemde Commandementsorder No. 40 van dit jaar voorgeschreven en toch ziet men, eensdeels ten bate van den vijand, die order niet voldoende streng toepassen, daar herhaaldelijk patrouilles Atjehers passeeren, zonder dat deze aangehouden of bij den patrouillecommandant geroepen worden, terwijl anderdeels, tot kwelling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 101