590 van toepassing. Van patrouilledienst gedurende den nacht is daarin geene sprake. Het uitrukken van troepen des nachts of avonds geschiedde alleen tot het leggen van hinderlagendie hoogst zelden met eenig succes werden bekroond. Voor het eerst, doch nog maar weinig, werd van de bezettingen der groote posten partij getrokken tot het verrichten van den patrouilledienst binnen de geconcentreerde stelling. Had men dit meer en oordeelkundiger gedaan, de patrouille- dienst zoude minder op het garnizoen van Kota Radja hebben gedrukt en had niet telkens vijf uren behoeven te duren. Behalve de veldontdekking en „nu en dan" eene patrouille naar de buurposten van 50 of 75 man moesten de groote postenevenals de kleine ingevolge nota van den Gouverneur van Atjeh en Onder- hoorigheden van 2 Juni 1885, „dagelijks, des ochtends, vóór de komst van den eersten trein", eene patrouille langs de spoorbaan naar den nevenliggeDden post laten marcheeren ter observatie van den spoorweg. Op sommige posten, waarvan die patrouilles dikwijls door den vijand waren beschoten, lieten de commandeerende officieren deze baaninspectie met goed gevolg door een met lans, klewang of sabel gewapenden dwangarbeider doen. In latere jaren is deze maat regel algemeen geworden. De spoorbaan, doch voornamelijk de zoogenaamde ceintuurbaan heeft in de geschiedenis onzer geconcentreerde stelling eene groote plaats ingenomen. Tegenover een vijand als de Atjehsche guerilla, die er steeds op uit was, die baan te vernielen, moesten allerlei voorzorgsmaatregelen worden genomen. Daar die baan als het ware onze defensieve linie omsloot, werd het den Atjehers slechts op enkele punten vergund, die linie uit- en in te gaan Die punten waren genoemd in de besluiten van den Gouverneur van Atjeh en Onder- hoorigheden van 18 Mei 1885, No. 224, 19 JaDuari 1888, No. 294 en 19 November 1890, No. 166/17 (waarover later). Het loopen langs den spoorweg of het zich ophouden in de onmiddellijke nabij heid daarvan moest den Atjehers worden verboden Dit verbod gold echter alleen de ceintuurhaanniet de straalbanenzooals later zal blijken. Toen bij Commandementsorder van 4 Juni 1885, No. 102 een politieoppasser ter beschikking van den postcommandant te Lam- peneroet gesteld werd, ten gevolge waarvan den Atjehers vergund

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 107