595 tusschen de Kroeëng Tandjong en de Kroeëng Boengaroen door de bezetting van Lamrong; tusschen de trambanen Lambaroe-Kota Radja en Lambaroe Lampermei enden ouden weg Longbatah Lampermei door de bezetting van Lambaroe; in het overige terrein door het linker half 14e bataljon Infanterie. In den 6en sector het terrein ten westen van het voetpad Oleh Karang Pango door de beide compagnieën van het 15e bataljon Infanterie, te Kota Alam in garnizoen tusschen het voetpad Oleh Karang-Pango eu den straalweg Oleh Karang- Tjot Iri door de bezettingen van Lampermei en Tjot Iri; tusschen de straalwegen van Oleh Karang naar Tjot Iri en Roempit door de bezettingen van Roempit en Boekit Karang. In den 7en sector tusschen de straalwegen van Oleh Karang naar Roempit en Boekit Karang door de bezettingen van Roempit en Boekit Karang in het overig gedeelte door het rechter half 3e bataljon Infanterie. De bovengenoemde veldbataljons geven voor den patrouilledienst dage lijks per half bataljon één patrouille ter sterkte van één sectie, gecom mandeerd door een officier; deze sectie geeft voor dien dag geene wacht en alle geëmploieerden gaan mede. Is ten gevolge van incompleet de sterkte der door eenig korpsgedeelte te geven patrouille minder dan 15 bajonetten, dan moeten de beide sectorpatrouilles, welke door het korps worden gegeven, worden samen gevoegd en door deze vereenigde patrouille de dienst in de beide sectoren worden verricht. In dit geval worden de le en 7e sector doorzocht door de vereenigde patrouilles van het rechter en linker half 3e bataljon, de 2e en 3e sector door het rechter en linker half 12e bataljon, de 4e en 5e sector door het rechter en linker half 14e bataljon Infanterie. De patrouilledienst in de terreinen, welke aan de bezettingen van ver sterkingen in de linie zijn aangewezen, wordt geregeld door de militaire commandanten dier versterkingen. Voor zooveel eenzelfde terreingedeelte moet worden doorzocht door de patrouilles van twee posten, treden de militaire commandanten met elkander in overleg voor de regeling van dien dienst. De dagelijks uitgezonden patrouilles mogen nimmer minder dan 15 bajonetten sterk zijnzij worden steeds door een officier gecommandeerd. Het uur van afmarsch der patrouille wordt zoodanig geregeld, dat zij zoo onregelmatig mogelijk, in de 9 dagen eenmaal ten 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 uur voormiddags en ten 1 en 2 ure namiddags van Kota Radja vertrekken. Dl. I. 1897 49

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 112