597
De Jn de huizen aanwezige vuurwapenen moeten door een pas zijn
gedekt; zijn meerdere vuurwapens aanwezig, dan worden zij geconfiskeerd
en de bewoner wordt gearresteerd; zijn te weinig vuurwapens aanwezig, dan
wordt de bewoner eveneens gearresteerd. Het is den bewoners vergund,
blanke wapens ter hunner verdediging in huis te hebben.
Buffels en runderen, welke door Atjehers worden vervoerd, moeten ge
dekt zijn door een pas; patrouillecommandanten behooren zich daarvan te
overtuigen; ontbreekt de pas, dan worden het vee en de drijvers aange
houden en opgebracht; indien de drijvers trachten te ontvluchten, wor
den zij neêrgeschoten.
Rijst en gedroogde visch mogen niet vervoerd worden door Atjehers,
dan indien het vervoer er van gedekt is door passen.
Bij 't verleenen van vergunning tot inkoop en vervoer van genoemde
levensbehoeften wordt gelet op bevolkingssterkte en behoefte.
Tegen strooperijen van den troep moet ten strengBte worden gewaakt;
zie de artikelen 171 t/m. 181 van het Crimineel Wetboek.
5° Patrouilledienst in de linie. Behalve de patrouille, hiervoren aan
gegeven, zullen de posten dagelijks bij het aanbreken van den dag
eene veldontdekking uitzenden in de onmiddellijke nabijheid der verster
king. Eerst na terugkeer der veldontdekking wordt de poort geopend.
6° Maatregelen bij vijandelijkheden binnen de linie. Wanneer binnen
de linie geweervuur wordt gehoord, waaruit een vijandelijke aanval kan
worden afgeleid, doen de postcoramandanten dadelijk de bezetting onder
de wapens komen; zij geven onmiddellijk per telephoon kennis van het
geen zij vernemen aan den Civielen en Militairen Gouverneur van Atjeh en
Onderhoorigheden en den Chef van den Staf en wachten bevelen af.
Is de telephonische gemeenschap tijdelijk verbroken of wordt niet in
tijds per telephoon geantwoord, dan kunnen de postcommandanten, wan
neer zij onverwijld handelen noodig oordeelen, op eigen verantwoorde
lijkheid maatregelen nemen.
7° Het stellen van hinderlagen. Wanneer postcommandanten het noo
dig of wenschelijk achten, hinderlagen te stellen, dan geven zij aan den
Civielen en Militairen Gouverneur en aan den Chef van den Staf kennis van
de plaats, waar zij worden gelegd, het uur van afmarsch en het uur
van terugkeer.
Wanneer om bijzondere redenen na zonsondergang troepen uitrukken,
moet daarvan per telephoon kennis worden gegeven, zoo noodig, aan den
Plaatselijken Commandant van Kota Radja en voorts aan de nevenposten
en aan den Chef van den Staf.
Ten slotte wordt bekend gemaakt, dat van dezorzijdsch besluit dd. 18
Mei 1885, No. 224 voorloopig niet meer van kracht zijn de artikelen 5
en 10; terwijl niet genoeg kan worden gewezen op de hooge wensche-