604
opgave van de dagen, waarop door de bezettingen moet gepatrouilleerd
worden. De postcommandanten regelen, na ontvangst der opgave van
den liniecommandant, voor zooveel noodig in overleg met elkander, de
uren van afmarsch.
De patrouilles moeten zoo sterk zijn als de veiligheid van den post
veroorlooft en die der patrouille vereischt. Het aantal officieren, daarbij
in te deelen, of de postcommandant mede uitrukt, enz., dit alles regelt
zich naar de sterkte in verband met de opdracht en naar de omstandig
heid ot de commandant goedschiks als zoodanig te vervangen is en wordt
in overleg met de andere daarbij betrokken postcommandanten bepaald
door den oudsten of hoogsten in rang.
Afgescheiden van de voor elk postcommando gegeven patrouilleopdracht,
is de postcommandant verplicht, wanneer hij kennis draagt van de aan
wezigheid van kwaad volk in zijn sector, dadelijk een patrouille uit te
zenden en, na daaromtrent in overleg te zijn getreden met zijn neven-
postcommandant, daarvan kennis te geven aan den liniecommandant en
den Chef van den Staf.
Behalve den patrouilledienst boven omschreven, zullen de posten dage
lijks bij het aanbreken van den dag eene veldontdekking uitzenden in
de onmiddellijke nabijheid der versterking. Eerst na haar terugkeer
wordt de poort geopend.
Olehleh. Het garnizoen te Olehleh geeft i a 3 maal per week een
detachement, dat, behalve den commandant, minstens een luitenant en
40 bajonetten sterk is. De patrouilledienst wordt overigens zooveel mogelijk
in overeenkomst met het bepaalde voor de troepen te Kota Radja geregeld.
Maatregelen bij vijandelijkheden binnen de linie. Wanneer binnen
de linie geweervuur wordt gehoord, waaruit eene ontmoeting met den
vijand kan worden afgeleid, doen de postcommandanten dadelijk de be
zetting onder de wapens komen zij geven onmiddellijk per telephoon kennis
van hetgeen zij vernemen aan den Civielen en Militairen Gouverneur en
den Chef van den staf en wachten bevelen af. Is de telephonische
gemeenschap tijdelijk verbroken of wordt niet in tijds geantwoord, dan
kunnen de postcommandanten, wanneer zij onverwijld handelen noodig
oordeelen, op eigen verantwoordelijkheid maatregelen nemen.
tiet stellen van hinderlagen. Wanneer postcommandanten het noodig
of wenschelijk achten, hinderlagen te stellen, dan geven zij aan den Ci-
vielen en Militairen Gouverneur en aan den Chef van den Staf kennis van
de plaats, waar zij worden gelegd, het uur van afmarsch en van terugkeeren.
Wanneer om bijzondere redenen na zonsondergang troepen uitrukken,
moet daarvan per telephoon kennis worden gegeven, zoo noodig, aan den
Plaatselijken Commandant van Kota Radja en voorts aan de nevenposten
en aan den Chef van den Staf.