605
Deze regeling vau den veiligheidsdienst binnen de linie van de ver
sterkingen in Groot-Atjeh treedt den 9en Mei a. s. in werking en daarbij
wordt de aandacht der officieren nog in het bijzonder gevestigd op de
„Voorschriften voor het gevecht van en tot het houden van oefeningen
bij de Infanterie."
Eene groote verbetering mag het genoemd worden, dat de sector
patrouilles sterker dan voorheên werden gemaakt. Hoewel de sterkte
voor die der posten niet genoemd werd, moesten de patrouilles die
uit Kota Radja marcheerden, minstens 2 officieren en 60 man tellen.
Tegenover de guerilla kunnen detachementen van deze sterkte niet
verslagen worden, mits zij bijeenblijven. Ongelukkig echter schreef
ook deze order voor, dat het niet noodig was, dat het detachement
bijeenbleef, omdat men tijdens den patrouilledienst tegenover de
Atjehsche guerilla tevens den troep behoorde te oefenen en de detache
mentscommandant zijn troep in zooveel deelen kon splitsen als er
officieren waren en aan elk der afdeelingen afzonderlijke opdrachten
geven, mits daarbij in 't oog houdende, dat zij elkander, zoo noodig,
ten spoedigste konden ondersteunen. Wie toen in Groot-Atjeh was
en bovendien met het terrein binnen de geconcentreerde stelling bekend
is, kan zulk een beginsel niet toejuichen. De order, die dit beginsel
handhaafde en naar eene nota omtrent de oefeningen van 28 Maart
1887 verwees, was van 4 Mei d. a. v. en den 4en April en 26n October
van datzelfde jaar werden binnen die geconcentreerde stelling, in den
1™ sector, bij Koewala en Kandang Radja Bedil nog bloedige gevech
ten geleverd, ten bewijze, dat het da&r nog ontijdig was het terrein
als oefeningsterrein te beschouwen. Bovendien prentte die nota van
28 Maart den officier een verkeerd denkbeeld in omtrent de oefening
der Infanterie tegenover den Atjehschen vijand. Men las namelijk
daarin
De veldtroepen op Java, die te voren niet weten, waar zij zullen ge
roepen worden om handelend op te treden, moeten volgens algemeene
tactische beginselen gevormd worden, die overal in onzen archipel gel
dend zijndoch troepen, wien eene bepaalde taak is opgedragen, moe
ten bovendien geoefend worden op zoodanige wijze, dat zij in de eerste
plaats zoo volmaakt mogelijk voor die taak bedreven worden gemaakt.
Zoo zal men b.v. de troepen in het waterrijke en moerassige Borneo