606 tegen Dajaksche koppensnellers anders moeten oefenen dan de troepen in de bergstreken van Sumatra's Westkust tegen den fanatieken Maleier en zoo moeten ook de troepen te Atjeh geoefend worden in den strijd tegen den Atjeher. Dit voorop stellende, klinkt het vreemd, daarop te moeten hooren, dat er „meer in gesloten orde op "het exercitieterrein geëxerceerd" wordt „dan voor een troep, die geacht wordt geoefend te zijn noodig en wenschelijk is"; m. a. w. dat „oefeningen in de verspreide gevechts- wijze minder beoefend" worden „dan wenschelijk is." Immers, waar geëischt wordt, de oefeningen „in overeenstemming te brengen met de taak, die ons hier te Atjeh is opgedragen" en later herhaald wordt Alle tactische oefeningen waartoe het terrein binnen de postenlinie zich uitstekend leent moeten tot grondslag hebben eene veronderstel ling tegen een Atjehschen vijand, waarbij de eigenaardige vechtwijze van dien vijand in het oog moet worden gehouden. daar moet het minstens zonderling worden genoemd, onze Infanterie tegenover den Atjehschen vijand in het gevecht in verspreide orde te willen oefenen! Ik acht het niet overbodig, hierbij aan te teekenen, dat de veiligheid binnen de geconcentreerde stelling in 1887 nog zóó veel te wenschen overliet, dat de gevechten van April en October van dat jaar buiten beschouwing latende de nota van 28 Maart zelfs van „een aanval gedurende het schijfschieten" sprak en het kampement te Nesoeh in September van dat jaar door den vijand beschoten werd. Onder zulke omstandigheden kleine detachementen, die voor den veiligheidsdienst uitrukken en zooveel mogelijk, gedu rende het patrouilleeren, gesloten moeten blijven, eene afleiding van hunne alle aandacht vereischende taak te bezorgen, door ze voor oefeningen in den velddienst, het schatten van afstanden en dergelijke te splitsen en te verspreiden, zelfs met de aanbeveling, „dat zij elkan der, zoo noodig, ten spoedigste kunnen ondersteunen" kan niet goed worden genoemd. De Commandementsorder van 4 Mei 1887 herleidde echter het uitblijven der sectorpatrouilles van vijf tot minstens drie uren. Dit was eene groote verbetering; maar nog altijd moesten de sectorpa-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 123