618
is ook hierin streng vastgehouden aan het beginsel, dat de gestrafte
onderworpen moet zijn aan de bevelen van den strafoplegger.
Yoor de garnizoenscommandanten is hierop in zooverre eene uitzon
dering getroffen, dat art. 45 hun de bevoegdheid verleent„alle
zich ter plaatse van zijn kommandement bevindeude mindere militairen
en militairen van minderen rang of minderen ouderdom in rang dan
hij heeft" te straffeD,
lo. wanneer het vergrijp is begaan door een militair behoorende
tot eene troepenafdeeliug, die tot handhaving of herstel van de
openbare orde of rust is aangewezen;
2o. wanneer tekort is geschoten in den eerbied aan zijn rang
verschuldigd
3o. wanneer zich in de plaats geen tot straffen bevoegde me erdere
bevindt, onder wiens bevelen de militair staat, die het krijgstuchtelijk
vergrijp beging;
met dien verstande echter, dat hij de straf van streng arrest aan
officieren niet mag opleggen en evenmin die van verlaging of plaat
sing in de tuchtklasse aan mindere militairen, welke straffen slechts
mogen worden opgelegd door de kommandeerende officieren van het
korps of de inrichting, waartoe de delinquent behoort.
Bij de bepaling vaD de soort en de mate van krijgstuchtelijke
straf zal de strafoplegger rechtvaardigheid naast gestrengheid be
trachten en zoowel de omstandigheden, waaronder het vergrijp begaan
is als de persoonlijkheid van den dader in aanmerking nemen,
(art. 89).
Zoowel het ondergaan als het doen ondergaan van straf of van voor-
loopig arrest is te beschouwen als dienst (art. 59).
Uit deze vluchtige schets der strafparagraaph volgt onmiskenbaar,
dat de wetgever niet alleen wenscht, dat de strafoplegger is de
meerdere van den gestrafte, doch en hierop vestig ik meer in het
bijzonder den nadruk tevens diens militaire chef. De den garni
zoenscommandant toegekende uitbreidiog is hiermee niet alleen geens-
Ten overvloede citeer ik uit de Toelichting op art. 41 het volgende:
Zij (de strafopleggers) bezitten die bevoegdheid echter niet ten aanzien van alle
militairen, die als hunne minderen zijn te beschouwen, maar alleen ten aanzien van
hen, die onder hunne hevelen staan9 d. i. aan hun gezag zjjn onderworpen.