620 ia of lager in rang kan de Indische verlofganger niet worden ge corrigeerd. Ten aaozien van het eerste punt rijst de vraag: hoe zal een gar- nizoenskommandant handelen met een Indisch officier, die al is 't dan ook bij hooge uitzondering eens voor streng arrest in aan merking zal komen? Dezen een geringere straf opleggen, vallende binnen zijn bevoegdheid, ware een afkeurenswaardig correctief, want dat zou den Indischen officier een privilege scheppen boven den Nederlandschen, en de rechtsgelijkheid, welke de nieuwe wetgeving voor beiden decreteert, illusoir maken. Niet straffen ware natuurlijk nog gekker. En toch tusschen deze beide kwaden moet gekozen worden. Punt twee zal nog scheever toestanden in het leven kunnen roepen. Goed beschouwd ligt daarin een vrijbrief opgesloten voor Indische officieren, die delinqueeren buiten garnizoensplaatsen of in garni zoensplaatsen, waar de kommandant jonger is. Gelijktijdig met de invoering der nieuwe wetgeving zullen dus voorschriften moeten worden afgekondigd, aanwijzende de militaire autoriteit onder wier bevelen de Indische officier met verlof gecenseerd wordt te staan, en mitsdien in alle gevallen geene uitgezonderd als zijn strafoplegger mag fungeeren. Dat is een eisch, die uit de termen der wet zelf voorvloeit, en niet mag worden afgewezen, omdat de inwilliging ervan nog al met ver strekkende gevolgen gepaard zal gaan waarover straks en het haast nimmer zal gebeuren, dat een Indisch officier met verlof kennis behoort te maken met de macht van den disciplinairen rechter. Is men van dit laatste zoo zeker, dan had de Indische officier inet verlof ook buiten de nieuwe wetgeving gelaten moeten worden, terwijl door hem er in te betrekken de wetgever wel degelijk bewezen heeft trouwens de Toelichting stelt dit duidelijk genoeg in het licht dat hij er op bedacht is geweest, dat dergelijke gevallen volstrekt niet onwaarschijnlijk zijn. Yooral klemt die eisch door de groote uitbreiding, welke het wets ontwerp schenkt aan het begrip: krijgstuchtelijke vergrijpen. Behalve de eigenlijke krijgstuchtelijke vergrijpen nl. alles wat strij dig is met de militaire tucht rekent de W. K. daartoe ook te behooren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 137