621 depot, terwijl Harderwijk als de garnizoensplaats geldt. De Indische een aantal feiten, waartegen in de strafwetgeving is voorzien 1) en wel a. eene reeks van delicten die, wanneer zij onder zeer verlichtende omstandigheden zijn gepleegd, gevoeglijk disciplinair kunnen worden afgedaan; b. ettelijke overtredingen, waardoor ook wel de gewone rechtsorde maar in veel sterker mate de krijgstucht wordt aangerand. Voor veel dezer delicten wordt 't aan het oordeel van den tot straf fen bevoegden meerdere overgelaten de zaak disciplinair af te doen «lan wel strafrechterlijk tegen den dader te laten optreden, maar voor een groot aantal die genoemd sub. 5 is disciplinaire correctie gebiedend voorgeschreven. Onder laatstgenoemde categorie vallen o.a. straatschenderij; nachtelijk rustverstorend burengerucht; weigering van hulpbetoon aan de openbare macht; afscheuring van eene bekendmaking van wege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan; dronkenschap op den openbaren weg; het in het openbaar zingen van voor de eerbaarheid aanBtootelijke liederen, enz. Al welke feiten op het oogenblik strafbaar zijn in het Wetboek van strafrecht. Het werd evenwel noodig, noch wenschelijk geacht den militair deswege in rechten te betrekken. Ontbreekt nu de tot disciplinair straffen bevoegde meerdere, dan kan de verlofganger straffeloos een aantal delicten plegen, waardoor de alge- meene rechtsorde wordt verstoord. Immers de militaire justitie kan niets doen, omdat zij niet weten zou bij monde van welk orgaan recht te spreken, en de burgerlijke justitie mag niets doen op grond van de wet, die haar de kennisneming van dergelijke delicten uitdrukkelijk ontzegt. Zoodoende staat de verlofganger, niettegenstaande hij even goed als elk ander de rechtsorde te eerbiedigen heeft, boven de wet, en dat zal wel niet begeerd worden althans niet door den Wetgever. Of het W. M. S. in werking zou kunnen treden met behoud van het tegenwoordig formeel recht (de R. L.) zal volgens de Toelich ting te zijner tijd een onderwerp van nadere overweging uitmaken. Erkend werd, dat daartegen bezwaren bestaan, welke wordt echter niet vermeld, alleen, dat zij „van anderen aard" zijn dan die, welke zich voordeden tegen eene dadelijke invoering van het gemeene 1) Art. 2. w. K.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 138