494 reeds gezegd is, al de verschijnselen van eenchouannerie Noch de goedgezinden onder de bevolking, noch de besturende ambtenaren, noch preventieve en repressieve militaire maatregelen vermogen die chouannerie spoedig te bedwingen. Allicht ia men geneigd, wanneer dit niet spoedig plaats heeft, de goedgezinde bevolking te beschul digen van met den vijand te heulen, daarbij vergetende, dat de be volking, die onder het bereik van onze bestraffende hand woont, het meest te lijden heeft van het werk der vijandelijke benden, die slechts langzamerhand en geleidelijk, door politieke, administratieve en mili taire maatregelen kunnen verloopen. Die benden uitsluitend door de krijgsmacht te willen bestrijden, is niet altijd gewenscht, omdat de bevolking weêr in opschudding gebracht wordt en de chouannerie daardoor licht tot een min of meer algemeenen opstand overslaat Voor de optreding tegenover zulke benden zijn onze gewone troepen niet mobiel, niet vaardig, niet berekend genoeg. Voor de onder drukking eener chouannerie is de aanwezigheid van eene sterke, beproefde, geoefende en militair georganiseerde en gedisciplineerde politie eene noodzakelijkheid. Zoodanige politie noemt men in Europa gendarmerie, in Nederland maréchaussée. De Generaal Roguet schreef, dat 4000 of 5000 onbereden gendarmes tegenover eene guerilla méér kunnen uitrichten dan 15000 of 20000 man Infanterie. Men kan in Atjeh eene goed georganiseerde politie niet missen; men ondervindt het thans en sedert vele jaren. Vooral door het rusteloos patrouilleeren des nachts niet uitgezonderd binnen ons gebied, zoowel in den omtrek onzer versterkingen als langs de wegen, door de kampong's en bij de spoorbanen moet men den gewenschten graad van veiligheid trachten te verkrijgen. Men kan da ardoor niet alleen vele gevaarlijke personen uit 's vijands gebied in toom houden, maar tevens de ongerechtigheden controleeren van vele slechte sujetten, die zich te Kota Radja gevestigd hebben en wel niet tot de Atjehsche bevolking behooren, maar door smokkelhandel met den vijand in be trekking staan. Cavour heeft eens gezegd, dat elk land, waar de politie slecht is, slecht bestuurd wordt. De veiligheid binnen ons gebied in Atjeh heeft gedurende 1882—1890 veel te wenschen overgelaten. De Britache regeering liet gedurende den laatsten oorlog in Birmah

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 13