624 ingeval de verlofganger zich in uniform vertoont (thans reserveert hij zich ook in dat geva' de grootste vrijheid); het reglement op de eerbewijzen nakomen, etc. De techniek der W. K. wil, dat de strafoplegger rekening houdt met het doorgaaud gedrag en de persoonlijkheid van den dader (art. 39), eigenschappen, welke slechts blijken kunnen uit de conduite beoordeeling en het strafhoek. De tot chef aangewezen autoriteit dient dus deze stukken onder zijn berusting te hebben, eventueel te kunnen raadplegen. Voor de Indische officieren is het zeer zeker alles behalve aangenaam, dat dergelijke vertrouwelijke bescheiden onder de oogen moeten komen van autoriteiten, behoorende tot eene legermacht, buiten welke zij feitelijk staan en waarmee zij slechts in aanraking zijn gebracht om ook op hen het militair strafrecht in zijn vollen omvang te kunnen toepassen. In het systeem der wet valt daaraan echter niets te veranderen. Gevoerd k la suite van het Nederlandsche leger maakt men daarvan werkelijk deel uit. Dientengevolge zal dan het bevoegd gezag gerechtigd wezen ten allen tijde verlofgangers op te roepen tot het prestoeren van zoodanige diensten als het oorbaar zai achten. Zoo worden op dien grond tegenwoordig b. v. herhaaldelijk pas aange stelde luitenants te Harderwijk gedetacheerd ten einde bij het Werf depot tijdelijk dienst te doen. Met de thans geldeude begrippen, welke een dergelijke opvatting niet gedoogen, moet reeds daarom worden gebroken, omdat de W. K. in het op eene vorige bladzijde geciteerde art. 59 het ondergaan eener disciplinaire straf als „dienst" aanmerkt. Anders toch zou de verlofganger zeer correct mogen aanvoeren, dat hij, niet verplicht „dienst" te verrichten, daartoe evenmin gehouden is in den vorm van het ondergaan van straf. Schijnt het recht om a discretion over de krachten van verlofgan gers te beschikken in theorie al zeer tyranniek, men mag van het wijs beleid der Regeering verwachten, dat zij daarvan in de praktijk niet dan een zeer zuinig gebruik zal maken en zij zoo lang mogelijk de bestaande gewoonte zal eerbiedigen om niemand zijns ondanks het een of ander op te dragen. Alleen in de zeer zeldzame gevallen, dat in het belang van een zekere zaak de medewerking van bepaalde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 141