634
Indien wij dus profeteeren, dat de eerste jaar geen kapiteins
zullen worden aangesteld, voorspellen wij voor de genie slechts den
terugkeer van een periodiek verschijnsel, dat niemand onzer verbaast.
De tijd ligt nog betrekkelijk frisch in het geheugen, dat de genie
het wapen was, waarbij eene zeer vlugge, eene soort van stoompro-
motie werd gemaakt. Wij bedoeleD de legendaire dagen, toen
een luitenant na 8 jaren dienst per se bevorderd werd tot kapitein,
één bijzonder door de Fortuin begunstigde na 6 jaar en ook
de hoofdofficiersrang zeer vlug werd bereikt, in ongeveer 15 jaar; door
denzelfden bevoorrechte zelfs in 13^ jaar!
Daar de meesten niet gewoon zijn zich rekenschap te geven van
de verschijnselen, welke om hen heen plaats grijpen, was men onmid
dellijk gereed met de conclusie, dat de promotie wel altijd even voor
spoedig zou blijven en dit noodzakelijk voortvloeide uit de numerieke
verhoudingen en het verloop. De genie telde slechts benijders en
alle andere wapens voelden zich bij haar vergeleken zeer ten achteren
gesteld. Wie dan ook het voorrecht had eene benoeming bij dat
wapen te erlangen, werd van alle kanten geluk gewenscht. Immers
hij had 't in den zak na 2 jaar le luitenant te zijn, na 8 jaar kapi
tein en in de Hemel weet hoe weinig tijd tot de hoogste sporten te
klimmen
Had men zich toen slechts de moeite gegeven een beetje niet
eens heel veel door te denken, men zou onmiddellijk hebben
ontdekt, dat die voorspoedige opklimming alles behalve op natuurlijke
oorzaken berustte: zij was geen gevolg van verloop doch van een
bestaand incompleet. Waaraan dit incompleet, vooral sterk tus-
schen de jaren 1870 en 1880, was toe te schrijven, doet
niet ter zake: het bestond en in hooge mate. In den kapi
teinsrang waren bij voortduring vacatures soms drie en vier 1)
en luitenants ontbraken eveneens in massa. Dientengevolge begon
de jongste officier dan ook eigenlijk met onmiddellijk een hoog num
mer in de ranglijst in te nemen en daarvan zou hij natuurlijk voor
1) Zie de lezing door den hr. Kielstra gehouden in de Vereeniging tot beoefening
der krijgswetenschap. Ille verslag ao 1882 1883. „De toestand en de geest van
het Ifederlandseh Indisohe leger." bl. 167.