667
lagune tot halfweg Kota Radja Bedil en het eiland in de lagune, waar
over de weg naar Pakan Kroeëng Tjoet loopt.
De veldbataljons geven voor den patrouilledienst telkens een compagnie.
Deze rukt uit onder commando van haar commandant, die minstens twee
luitenants en 60 bajonetten onder zijne bevelen moet hebben. Hetgeen
aan die sterkte ontbreekt, wordt aangevuld door officieren en manschappen
van een anderen landaard dan die der uitrukkende compagnie, met dien
verstande dat deze dienst zóó geregeld wordt, dat zooveel mogelijk de
verschillende landaarden evenveel malen op patrouille gaan. In gewone
omstandigheden wordt eenmaal 's weeks aan deze patrouilles een cavalerie-
patrouille toegevoegd.
De wachtdienst behoeft niet ondergeschikt te worden gemaakt aan den
patrouilledienst. Alleen zij, die op wacht zijn en, als het te voorzien is
dat de compagnie later dan 12£ uur t'huis zal komen, zij, die op wacht
komen, zijn vrij van den sectorpatrouilledienst. De geëmploieerden rukken
mede uit.
Consignes voor de patrouilleerende troepen. De detachementen patrouil
leeren in het terreingedeelte voor hun bataljon of de posten, waartoe zij
behooren, aangewezen.
De commandant van het detachement regelt den dienst, zooals hem dit
het meest doelmatig en nuttig voorkomt. De patrouilles doorzoeken en
■doorkruisen het terrein in alle richtingen; zij moeten door honden ver
gezeld zijn, zullende al het mogelijke worden aangewend om die honden
af te richten in het doorsnuffelen van het terrein en hen onder appèl te
krijgen. Naarmate dat in meer of mindere mate aan deze eischen voldaan
is, kunnen de africhters dier houden eene premie erlangen, die afwisselt
van ƒ5 tot 25 en, zoo verdiend, nog hooger kan worden toegekend.
De hond wordt dan echter eigendom van de compagnie of het detache
ment en moet worden voorzien van een koperen halsband, waarop de naam
van het detachement of de compagnie gegraveerd moet worden. Als
maatstaf, wat betreft het getal te dresseeren honden, kan dienen, dat
twee gedresseerde honden per 50 man voldoende zijn.
Alle Atjehers (mannen), die niet van een pas zijn voorzien, worden
gearresteerd en indien zij trachten te ontvluchten, worden zij neêrgeschoten.
Met uitzondering van de hoofden, genoemd in het besluit van den
Oivielen en Militairen Gtouvernear van 19 Januari 1888, No. 294 en van
5 Atjehers uit Kampong Djawa, die, als zij in de sawah's, gelegen tus-
schen Penajoeng en den Pedirdijk, werkzaam zijn, een door een pas ge-
dekten klewaDg mogen dragen, is het dragen van blanke wapenen door
Atjehers verboden. Atjehers, die dergelijke wapens bij zich dragen en
niet voorzien zijn van een pas, die het wapen dekt, worden als vijanden
beschouwd en neêrgeschoten; wordt getwijfeld aan de geldigheid van den