671
bij bet aanbreken van den dag eene veldontdekking uitzenden in de
onmiddellijke nabijheid der versterking. Eerst na haar terugkeer wordt
de poort geopend.
In het algemeen behooren alle door de posten uit te zenden patrouilles
zoo mogelijk niet zwakker dan 40 man te zijn, verdienende het aan
beveling om, na onderling overleg, bij dekkingen van transporten, enz.,
voornamelijk tusschen de posten, een gedeelte van de macht in het
Wrein op te stellen, zóó dat het andere gedeelte tegemoet komt en door
het eerstbedoelde wordt ingewacht en c.q. bijgesprongen.
Oleh-leh. Het garnizoen te Oleh-leh geeft 1 a 2 maal per week een
detachement, dat, behalve den commandant, minstens 1 luitenant en 40
bajonetten sterk is. De patrouilledienst wordt overigens zooveel mogelijk
in overeenkomst met het bepaalde voor de troepen te Kota Radja en in
overleg met Toekoe Neq geregeld.
Maatregelen bij vijandelijkheden binnen de linie. Wanneer binnen de
linie geweervuur wordt gehoord, waaruit eene ontmoeting met den vijand
kan worden afgeleid, doen de postcommandanten dadelijk de bezetting on
der de wapens komen; zij geven onmiddellijk per telephoon kennis van
hetgeen zij vernemen aan den Civielen en Militairen Gouverneur en den
chef van den staf en wachten bevelen af. Is de telephoon gemeenschap
tijdelijk verbroken of wordt niet in tijds geantwoord, dan kunnende
postcommandanten evenals wanneer zij onverwijld handelen noodig oordee-
len, op eigen verantwoordelijkheid maatregelen nemen.
Het stellen van hinderlagen. Wanneer de liniecommandant of de post
commandanten het noodig of wenscheljjk achten, hinderlagen testellen,
dan geven zij aan den Civielen en Militairen Gouverneur en aan den chef
van den staf kennis van de plaats, waar zij worden gelegd, het uur van
afmarsch en van terugkeeren; de postcommandant bovendien aan den
liniecommandant; ook op het journaal wordt hiervan melding gemaakt.
Wanneer om bijzondere redenen na zonsondergang troepen uitrukken,
moet daarvan per telephoon kennis worden gegeven, zoonoodig aan den
plaatselijken commandant van Kota Radja en voorts aan de nevenposten
en aan den chef van den staf.
Deze regeling van den veiligheidsdienst binnen de linie van versterkingen
in Groot Atjeh treedt den 17en September a. s. in werking; daarbij wordt
de aandacht der officieren nog in het bijzonder gevestigd op de voorschrif
ten voor het gevecht van en tot het houden van oefeningen bij de infanterie.
Bjj commandementsorder van 8 November 1888, No. 180 werd
bepaald, dat de kampongs Lamreng en Long Ijer, gelegen tusschen
de straalwegen van Oleh Karang naar Roempit en Boekit Karang,
voortaan niet meer door de sectorpatrouilles mochten worden bezocht.