674 2e sector, idem het terrein op den linker oever der Atjehrivier, ten noorden en ten westen bepaald door de grenzen van de hoeloebalangschap- pen Mesdjid Raija (rechter oever), Merasa en de VI raoekim's; 3e sector, idem het terrein op den rechter oever der Atjehrivier, be grensd door de Kroeëng Lingkar en den straalweg Kota Radja—Pakan Kroeëng Tjoet en ten oosten bepaald door de lijn, gaande van de brug over de Kroeëng Tjoet in den straalweg Oleh Karang—Tjot Iri, naar de plaats, waar vroeger onze versterking Pango gelegen heeft; 4e sector, idem het terrein op den rechter oever van de Kroeëng Ling kar, begrensd door den laatstgenoemden straalweg en ten oosten bepaald door de Kroeëng Tjoet en eene lijn, gaande van de brug over de Kroe ëng Tjoet in den straalweg Oleh Karang—Tjot Iri naar de plaats, waar vroeger onze versterking Pango gelegen heeft. De patrouilledienst wordt voor de veldbataljons in dien zin gere geld, dat elk bataljon tweemaal in de week een patrouille in den aan het korps toegewezen sector zendt. De toewijzing wordt driemaandelijks per Commandementsorder bekend gemaakt. Het grondgebied van Merasa, het onder Toekoe Bantah behoorende terrein, begrensd ten oosten en ten noorden door de spoorbaan Lam permeiLamjong, ten westen door de Kroeëng Tjoet en eene lijn, gaande van de brug over de Kroeëng Tjoet in den straalweg Oleh Karang Tjot Iri naar de plaats, waar vroeger onze versterking Pango gelegen heeft, en ten zuiden door de Atjehrivier en ook het op den linker oever der Atjehrivier gelegen gedeelte van het landschap Mesdjid Raija (rech ter oever) worden door gewapende bevolkingspatrouilles afgepatrouilleerd. Eene zoodanige bevolkingspatrouille, die op een der groote wegen eene troepenafdeeling tegenkomt, zal op 15 tot 20 M. afstand halt hou den, waarna de aanvoerder den commandant der troepen te gemoet zal gaan en zijn pas zal toonen; omzichtigheid wordt bij deze verkenning aanbevolen. Indien troepen zich op het grondgebied van Merasa of van Toekoe Bantah begeven met het voornemen om tot oefening als anderszins de groote wegen te verlaten, zal hiervan tijdig kennis gegeven worden aan den betrokken hoeloebalang Toekoe Neq en Toekoe Bantah. Evenzoo voor het hooger genoemde gedeelte van het landschap Mesdjid Raija (rechter oever) aan den magistraat te Kota Radja. Het garnizoen te Olehleh patrouilleert voor zooveel noodig in de on middellijke omgeving der plaats en de noordoostelijk daarvan gelegen duinstrook, zoo mogelijk tot aan de Koewala Atjeh, een en ander in overleg met Toekoe Neq. Het garnizoen van Lamtih, Lamdjamoe en Blang geeft een detache ment, dat de kampong Lamtih en het terrein ten zuiden en ten westen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 195