679 Afgescheiden van de voor ieder postcommando gegeven patrouilleop dracht, is de commandant verplicht, wanneer hij kennis draagt van de aanwezigheid van kwaad volk in zijn sector, dadelijk eene patrouille uit te zenden, na daaromtrent in overleg te zijn getreden met zijn neven- postcommandant, en daarvan kennis te geven aan den liniecommandant en den Chef van den Staf. Behalve den patrouilledienst, boven omschreven, zullen de posten dage lijks bij het aanbreken van den dag een veldontdekking uilzenden in de onmiddellijke nabijheid der versterking. Eerst na haar terugkeer wordt de poort geopend. In het algemeen behooren alle door de posten uit te zenden pa trouilles zoo mogelijk niet zwakker dan 40 man te zijn, verdienende het aanbeveling om, na onderling overleg, bij dekkingen van trans porten, enz., voornamelijk tusschen de posten, een gedeelte van de macht in het terrein op te stellen zoo, dat het andere gedeelte te gemoet komt en door het eerstbedoelde wordt ingewacht en c. q. bij gesprongen. Olehleh. Het garnizoen te Olehleh geeft een-a tweemaal per week een detachement, dat, behalve den commandant, minstens 1 luitenant en 40 bajonetten sterk is. De patrouilledienst wordt overigens zooveel mogelijk in overeenkomst met het bepaalde voor de troepen te Kota Radja en in overleg met Toekoe Neq geregeld. Maatregelen bij vijandelijkheden binnen de linie. Wanneer binnen de linie geweervuur wordt gehoord, waaruit eene ontmoeting met den vijand kan worden afgeleid, of de aanwezigheid van vijanden wordt vermoed in de terreinen, welke in gewone omstandigheden van het bezoek der sectorpatrouilles zijn uitgesloten (gebied van Merasa, Toekoe Bantah en Mosdjid Raija), dan doen de postcommandanten dadelijk de bezetting onder de wapens komen; zij geven onmiddellijk per telephoon kennis van hetgeen zij vernemen aan den Civielen en Militairen Gouverneur en den liniecommandant en wachten bevelen af. Is de telephoongemeen- schap tijdelijk verbroken of wordt niet in tijds geantwoord, dan kunnen de postcommandanten, evenals wanneer zij onverwijld handelen noodig oordeele n, op eigen verantwoordelijkheid maatregelen nemen. Het stellen van hinderlagen. W anneer de liniecommandant of de postcommandanten het noodig of wenschelijk achten, hinderlagen te stellen, dan geven zij aan den Civielen en Militairen Gouverneur de postcom- mand anten bovendien aan den liniecommandant kennis van de plaats, waar zij worden gelegd, het uur van af'marsch en van terugkeer; ook op het journaal wordt hiervan melding gemaakt. Wanneer om bijzondere redenen na zonsondergang troepen uitrukken, moet daarvan per telephoon kennis worden gegeven, zoo noodig aan den Dl. I. 1897.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 200