685
Regent het of heeft het geregend, terwijl het weêr op nieuw met
regen dreigt, dan gaan de patrouilles niet uit. Krijgen zij onder weg een
bui, die een korten duur voorspelt, dan kunnen zij schuilen is het daaren
tegen te voorzien, dat de regen zal aanhouden of wel krijgen zij een
zware bui zonder dat schuilen mogelijk is, dan keeren zij huiswaarts
tenzij er in verband met aanwezigheid van vijanden reden bestaat om
nog niet terug te keeren. De betrokken commandanten zijn er verant
woordelijk voor, dat een troep, die nat te huis komt, zich verschoont en
droge kleeren en schoeisel aantrekt.
Aan de grenzen van een aangegeven terreingedeelte behoeft niet vast
gehouden te worden zoo kan b. v. het patrouilleeren van uit Kota Radja
zelfs tot aan de linie van versterkingen worden uitgestrekt en dat der
posten omgekeerd tot nabij Kota Radja. Het vertoeven op een van de
posten moet echter vermeden worden.
Rapporten en schetskaarten behoeven aan mij niet te worden ingediend,
tenzij er iets bijzonders voorvalt; een kort rapport is ook noodig
als er arrestatiën hebben plaats gehad. Ontdekt men beschadigingen aan
wegen, bruggen enz. dan moet op eene aan den Chef van den Staf te
zenden calque de plaats worden aangegeven, waar men de beschadiging
aantrof, zoo noodig, met bijvoeging van eene korte omschrijving.
VII. Maatregelen bij vijandelijkheden binnen de linie.
Wanneer binnen de linie geweervuur wordt gehoord, waaruit eene
ontmoeting met den vijand kan worden afgeleid, dan doen de comman
danten van de dichtst bij zijnde posten de bezettingen onder de wapens
komen, geven dadelijk per telephoon kennis aan den Civielen en Mili
tairen Gouverneur en den liniecommandant en vragen om bevelen. Is
de telephoongemeenscliap verbroken of wordt niet in tijds geantwoord
alsmede indien dadelijk optreden noodzakelijk is, zal de oudste der be
trokken postcommandanten dadeljjk uit zijn post en de nevenposten een
zoo sterk mogelijk detachement samenstellen en daarmede de in gevecht
zijnde patrouille te hulp snellen. Wordt dergelijk vuurgevecht meer in
de nabijheid van Kota Radja gehoord, dan zal de plaatselijke commandant
dadelijk minstens een der korpsen Infanterie onder de wapens doen komen,
eene compagnie daarvan tot ondersteuning uitzenden en tevens nadere
bevelen vragen aan den Civielen en Militairen Gouverneur.
VIII. Bijzondere bevelen.
Afgescheiden van de voor iederen postcommandant gegeven patrouille
opdracht, zijn de postcommandanten verplicht, wanneer zij kennis krijgen
van de aanwezigheid van kwaad volk in hun sector, dadelijk eene pa
trouille uit te zenden na daaromtrent in overleg te zijn getreden met de
nevenposten, en daarvan kennis te geven aan den liniecommandant en
den Chef van den Staf. Ditzelfde geldt voor den plaatselijken comman-