691 Met uitzondering van de hoofden, genoemd in het besluit Tan den Civielen en Militairen Gouverneur dd. 19 November 1890, No. 166/17 en van 5 Atjehers uit Kampong Djawa, die, als zij in de sawah's tus- schen Penaijoeng en den Pedirdijk werkzaam zijn, een dpor een pas gedekten klewang mogen dragen, is het dragen van wapens ook van blanke den Atjehers verboden. Atjehers, die wapens bij zich dragen en niet voorzien zijn van een pas, die het wapen dekt, worden gearres teerd en bij poging tot ontvluchting of verzet als vijanden behandeld en neer geschoten. "Wordt getwijfeld aan de echtheid van den pas, dan worden de houders gearresteerd en, indien zij trachten te ontvluchten, neêrgeschoten. Het dragen van vuurwapens is aan iederen Atjeher verboden. Gedroste dwangarbeiders, die door patrouilles worden ontmoet, worden gearresteerd, doch bij de minste poging tot ontvluchting neêrgeschoten. De huizen in de kampong's mogen niet worden doorzocht tenzij vluch telingen als bovenbedoeld zich daarin mochten verborgen hebben. Ook mogen de patrouilles geene controle uitoefenen over de in de kampong's aanwezige wapens. Het betreden van de mesigit te Oleh Karang is verboden, wordende aanbevolen, alles te vermijden wat controle of nieuwsgierigheid zou kun nen schijnen ten opzichte van dit bedehuis met den allernaasten om trek en de daarin gehouden godsdienstoefeningen. Buffels en runderen, welke buiten de kampong's door Atjehers worden vervoerd, moeten gedekt zijn door een pas; patrouillecommandanten moe ten zich hiervan overtuigen; ontbreekt de pas of is die niet in orde, dan worden de drijvers met het vee aangehouden; indien de drijvers trachten te ontvluchten worden zij neêrgeschoten. Alle gearresteerde Atjehers, c. q. ook het aangehouden vee, worden overgegeven aan de politie te Kota Eadja. Het in brand steken van alang alang is veroorloofd als daardoor geene schade aan kampong's of andere eigendommen van de bevolking kan worden toegebracht. Tegen strooperijen van den troep moet ten strengste worden gewaakt (zie artikel 175 t/m 181 van het Crimineel Wetboek). De patrouilles blijven drie uren of langer uit in verband met de warme uren van den dag en naarmate de patrouillecommandant de overtuiging heeft, dat het in het af te patrouilleeren terrein veilig is. Regent bet of heeft het geregend, terwijl het weer op nieuw met regen dreigt dan gaan de patrouilles niet uit. Krijgen zij onder weg een bui, die een korten duur voorspelt dan kunnen zij schuilen; is het daarentegen te voorzien, dat de regen zal aanhouden of wel krijgen zij een zware bui, zonder dat schuilen mogelijk is dan keeren zij huiswaarts, tenzij in verband met aanwezigheid van vijanden reden bestaat om nog

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 212