695 landsdienaren niet relatief even duur is. Dan kan 't niet lang meer duren of ook voor de ingenieurs van den waterstaat wordt traktements- verhooging verkregen. Althans, een voorstel is reeds gedaan om die der 2« klasse na 15 jaar dienst f 100.'s maands verhooging te verleenen. Bedenkt men, dat die rang na een 5 tal jaren hoogstens wordt bereikt en daaraan een salaris verbonden is van f 500. plus toelage van f 100.indien bij de irrigatie dienst wordt gedaan» de taak der meesten, dan mag toch niet worden beweerd, dat zij slecht gehonoreerd worden. Het was den Minister dan ook wat te kras en het voorstel werd afgewezen. Evenwel, de Indische regee ring had 't hun gaarne gegund. Yerder zou ik kunnen wijzen op de kolossale toelagen aan ambtenaren bij scheepvaartregelingen, opium en diverse aangelegenheden. Die gingen er steeds met vlag en wimpel door. Onder het motto: buitengewone beslommeringen." Aan den drang van degenen, die voorsloegen te bezuinigen op de traktementen en pensioenen der hoogsten in den lande, heeft de Re geering altijd hardnekkig weerstand geboden. De Indische staats dienst moet goede vooruitzichten aanbieden aan hen, die zich daarin begeven, en door deze te beperken duchtte de Regeering achteruit gang in gehalte der ambtenaren. Wij laten in het midden of die vrees in alle opzichten gewettigd is en of ook onder wat minder voordeelige conditiën zij behoeven daarom nog niet slecht te wezen er kan heel wat af, eer 't daartoe gekomen is in de tegenwoor dige tijdsomstandigheden niet even goede landsdienaren te bekomen zijn, om slechts dit regeeringsmaxime te releveerende Indische dienst behoort vooruitzichten op te leveren. Zoo vraagt men echter geen lotsverbetering voor officieren, of de urgentie daarvoor wordt naar een geheel anderen maatstaf beoor deeld. Dan moet eerst worden uitgemaakt wat gebeuren zal, indien men ze hun dwars tegen alle recht in onthoudtDan zal nader" zijn te overwegen en nog eens heel veel gewikt en gewogen worden. Wie daarvan meer wenscht te weten, wordt ten zeerste ter lezing aange raden de reeds in de noot op bl. 634 vermelde voordracht van den heer Kielstm, één doorgaande akte van beschuldiging tegen de wijze, waarop in de Regeeringskringen de belangen van het leger en zijn personeel behartigd worden. Zoo iemand, dan kon de heer Kielstra Dl. I, 1897. 55

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 216