696 -
daarmee ten volle bekend zijn, en waar hij in den aanhef zijner
rede die zeer in den smaak viel, afgaande op de „langdurige
toejuichingen, waardoor de vergadering instemming gaf met het gespro
kene"; teekent dat niet?zegt:
„In het algemeen kan men wel zeggen, dat de schuld van den
toestand, zooals die thans bestaat, van de ontevredenheid, die sinds
langen tijd heerscht bij het Indische leger, niet rechtstreeks te wijten
is aan de Volksvertegenwoordiging. Voor rationeele en goed toe
gelichte voorstellen is deze nooit doof geweest; alleen zou men kunnen
zeggen, dat zij meer toezicht had kunnen houden op de handelingen
van het uitvoerend gezag en daardoor veel had kunnen voorkomen,
lezen wij duidelijk genoeg wie de schuldigen zijn. Leerzaam is
ook de geschiedenis der traktementsverhoogingen van 1876, door
den heer Kielstra in details behandeld, als een bevestiging van het
geen wij durfden uitspreken. Natuurlijk was er ook een Minister,
die niet de noodzakelijkheid kon inzien tot verhooging der trakte
menten, niettegenstaande daarop sedert een halve eeuw was aange
drongen en zij zelfs in 1828 door den legerbevelhebber namens de
Indische Regeering bij algemeene order in het vooruitzicht was
gesteld
Wij noemen het meten met twee maten, wanneer de Regeering
voor hare burgerlijke landsdienaren vooruitzichten op den voorgrond
schuift van wege „het gehalte" en consequent aan die leer telken-
reize op verbetering hunner positie bedacht is, doch dit beginsel
dadelijk prijs geeft, indien 't officieren betreft.
Onder deze omstandigheden klinkt de bij monde der Regeering
jaarlijksch toegezwaaide lof aan den heldenmoed en de overige deugden
van het Indische leger, haast als eene satire. Nimmer, voor zoover
onze herinneringen reiken, werden de verdiensten gememoreerd van
controleurs, postcommiezen, houtvesters enz., doch toen 'ter op aan
kwam, tastte men in den zak en sloeg men geen billijke grieven in
den wind. Het leger wordt echter afgescheept met een platonisch
betoon van hulde, als ware daarmee alles gedaan. Zijn diensten
te zien gewaardeerd is zeker streelend, nog aangenamer is 't echter
ze billijk vergoed te krijgen. Wat door het eene wordt tekortge-
komen, vermag het andere niet aan te vullen.