699 deze de infanterie, cavalerie en artillerie is het aantal subal terne officieren beperkt door de taktische eenheden, waaruit de wapens zijn samengesteld, d. i. door het aantal compagnieën, escadrons of batterijen; slechts een zeer klein aantal dient in speciale betrek kingen buiten den troep. Men kan dan ook vrij wel zeggen, dat b. v. de infanterie ongeveer evenveel kapiteins telt als compagnieën-Immers als regel heeft de kapitein er geen andere taak te vervullen dan een com pagnie aan te voeren. De luitenant heeft een veel minder omvattenden werkkring; hij staat, zeer ondergeschikt aan den compagniescommandant, aan het hoofd van een deel der compagnie, en mocht hij ook al zelfstandig postcommandant wezen, dan nog heeft hij een veel geringere troepen- afdeeling onder zich dan de kapitein. Tusschen den werkkring van den kapitein en luitenant troepenofficier bestaat derhalve een hemels breed verschil. Beider verantwoordelijkheid is ook een gansch an dere. Bestond nu bij de infanterie de bepaling, dat de luitenants na een zekeren diensttijd perse bevorderd worden tot kapitein, zoo is de mogelijkheid niet buitengesloten, dat op een gegeven moment het aantal kapiteins verre dat der compagnieën overtreft en niet voor allen een commando geëvenredigd aan den rang, beschikbaar is. Dan zou men bij eene compagnie meerdere kapiteins moeten indeeleD en sommigen den dienst van luitenant laten verrichten. Dat schijnt in strijd met de militaire beginselen; de kapitein moet uit dien hoofde meer gezag hebben dan de luitenant en dat uit zich in het grootere commando. Wat van de infanterie gezegd werd, geldt letterlijk ook voor de artillerie en de cavalerie. De genie verkeert echter in andere omstandigheden. "Volgens de nieuwe formatie dienen bij het corps genietroepen slechts 3 van de 17 kapiteins en 11 van de 33 luitenants, van de 7 hoofdofficieren maar 1. Alle overigen staan buiten eenige aanraking met den troep en vinden hun werkkring bij het Militair Bouwdepartement. De formatie is dus in hoofdzaak gegrond op de behoeften van dien diensttak, en daarin is de werkkring veel minder afhankelijk van den rang. Zoowel luitenants van eenige ondervinding als kapiteins zijn er zelfstandig plaatselijk geniechef, en ook zijn er gewesteljjke eerst- aanwezendschappen Amboina en PontianaJc welke geregeld wor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 220