700 -
den waargenomen door luitenants. Wij zouden niet eens durven
beweren, dat de plaatsen der luitenants altijd minder gewichtig zijn
dan die der kapiteins, vooral niet, omdat het gewoonlijk de luitenants
zijn, die belast worden met de executie der werken. Mag het jaar
lijks verwerkte bedrag als maatBtaf gelden, dan zijn er zeer zeker
luitenants, wier taak omvangrijker is dan die van kapiteins. Van
dat standpunt is een bevordering niet eens altijd een vooruitgang.
Hoe ook, eene promotie tot kapitein verandert door de bank princi
pieel niets aan de betrekking, en men zou dan ook in verreweg de
meeste gevallen de pas aangestelde kapiteins in den werkkring kun
nen laten continueeien, dien zij onder de oudste luitenants behoorende
vervuldeD. Op grond van militaire overwegingen is 't althans vol
strekt niet noodig, vooral niet indien zij zelfstandig dienden, en kan
't zelfs eer met het oog op hun aanrakingen met overige autoriteiten
en ondergeschikten wenschelijk worden geacht hen te handhaven.
Wij denken hierbij o. a. aan de geniechefs te MagelangAmboina,
en Ponticmak, op het oogenblik allen luitenants, en aan verschillende
andereD, thans belast met de executie van niet onbeduidende werken.
Zijn die betrekkingen misschien niet gewichtig genoeg om de
titularissen in het genot te stellen van den rang en de inkomsten
verbonden aan de waardigheid van kapitein? In absoluten zin is
die vraag niet te beantwoorden. Wie zal zeggen, wat buiten den
troep te min is voor een kapitein of te hoog voor een luitenant r
Wij kunnen hier slechts vergelijkenderwijs oordeelen en wanneer
men dan den werkkring benevens de verantwoordelijkheid en zelf
standigheid, daaraan inherent, toetst aan die van zooveel andere in het
leger, welke door kapiteins worden waargenomen, dan zien wij geen
reden om hun dien rang te onthouden.
Er is maar één geval denkbaar, dat de luitenant bij bevordering
verplaatst moet worden: wanneer hij dient bij het korps genietroe
pen. Het zal echter betrekkelijk schaars voorkomen, dat de oudste
luitenants daarbij dienst doen op het oogenblik, waarop zij voor
bevordering wegens langdurigen dienst in aanmerking komen. Aan
dit bezwaar is al, zoo 't er een wezen mocht, op heel eenvoudige
manier te gemoet te komendoor de oudste luitenants bij voorkeur
niet bij het korps te plaatsen, wat reeds feitelijk gebeurt.