706
gevolgen hebben: afschaffing van al het overbodige om hetgeen
noodzakelijk is naar behooren te beloonen
De voorgestelde maatregelen prejudieieeren in geen enkel opzicht
op de voordeelen, welke er voor de Regeering in gelegen kunnen zijn
enkelen onzer op andere wijze werkzaam te stellen. Aan de daar
voor ontwikkelde argumenten (1) is het niet noodig hier nieuwe
toe te voegen: zoolang het evenwicht niet is hersteld blijven zijhun
volle waarde behouden.
Evenmin op hetgeen bepaald kan worden over de samensmelting
van een deel der werkzaamheden van de genie en den waterstaat op
de buitenbezittingen, mede door de Staatscommissie aanbevolen en
reeds op andere plaats in extenso behandeld. (2)
Hoe ook over die zaken moge beslist worden, of wij onzen werk
kring al dan niet uitgebreid zien met den waterstaat op een deel
der buitenbezittingen (3), onze aanspraken op bevordering na respec
tievelijk 5 jaar en 15 jaar diensttijd tot lsten luitenant en kapitein
blijven wij handhaven als een rechtmatigen eisch, en daarnaast eene
herziening der verhouding tusschen l5te en 2e luitenants, zooals wij
die bepleit hebben in het meermalen genoemde opstel „Naar aan
leiding van de reorganisatie der genie": 24 eerste en 9 tweede
luitenants in stede van 19 en 14, wat ook door de Kamer billijk
(1) In het artikel ,De geschiktheid van genie-officieren voor civiel technische
betrekkingen in Nederlandsch lndië", door Piëiro; Indische Gids, September 1S95.
(2) Zie bet opstel: Het verslag der commissie in zske de Indische burgerlijke
en militaire bouwwerken" door Piëtro, Indische Gids, Juli 1896.
Aangeprezen wordt hierin het denkbeeld de genie te belasten met den waterstaats
dienst in al die buitenbezittingen, waar deze thans aan opzichters en arohiteoten zelf
standig is toevertrouwd.
(3) Ik meen gelezen te hebben in de Memorie van Antwoord, dat de Minister waar
schijnlijk in antwoord op do vraag der leden hoe 't met deze aangelegenheid stond,
verklaarde „van de Indische Regeering nog geen bepaalde voorstellen te hebben
ODtvsngen".
Wij tasten omtrent de vermoedelijke inzichten van Minister en Regeering dus
nog in het duister. Uit de weinige haast, die met de afdoening wordt gemaakt d°
questie is sedert een paar jaar hangende zijn wij echter geneigd af te leiden, dat
het denkbeeld niet populair is bij de Indische autoriteiten en er dus wel niets wezen
lijks van zal komen. Hoeveel zich daarvoor laat zeggen, het is een sprong uit de
sleur en dat is reeds veelal op zich zelf genoeg om een gezond denkbeeld als niet
voor uitvoering geschikt af te wijzen.