4
503
dientengevolge onderworpen aan de militaire wetten en de voor het leger
geldende bepalingen.
Art. 3. Het korps is ter beschikking van den Civielen en Militairen
Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden tot het verrichten van
politiediensten binnen de geconcentreerde stelling in Groot-Atjeh. De
verhouding van den Commandant van het korps tot andere autoriteiten
wordt door dien Gouverneur geregeld.
Art. 4. De officieren worden getrokken uit het wapen der Infanterie
en daarbij a la suite gevoerd. Bij bevordering, bij ongeschiktheid voor
den dienst bij het korps, bij het verlaten van Atjeh, enz., keeren zij bij
hun wapen terug.
Art. 5. De onderofficieren en minderen worden uit de verschillende
wapens van het leger gerecruteerd, en aangevuld.
Bij mindere geschiktheid voor den dienst bij het korps dan wel wan
neer zij niet langer in Atjeh kunnen blijven, keeren zij naar hun wapen
terug.
Slechts in buitengewone gevallen, bij wijze van belooning, kan bevor
dering bij het korps plaats hebben.
II. Traetementensoldijen en voeding.
Art. 6. De officieren genieten hetzelfde tractement als hunne rang-
genooten van het wapen der Infanterie benevens eene indemniteit voor
fourage voor twee rations.
Art. 7. De soldij van onderofficieren en minderen bedraagt:
Voor een sergeant-majoor2.35
Europeesch fourier2
n sergeant2.—
Aniboineesch „1.30
Afrikaansch ,1.22
Inlandsch ,1.05
Amboineesch korporaal„0.85
Afrikaansch ,0.77
Inlandsch 0.75
Amboineesch maréchaussee0.53
Afrikaansch „0.45
Inlandsch ,0.41
Art. 8. De minderen zijn niet verplicht gezamenlijk menage te hou
den; zij kunnen de vivres in natura dan wel eene indemniteit daarvoor
ontvangen, welke bedraagt
Voor Europeanen, Afrikanen en Amboineezen0.725
Voor Inlanders0 46
per dag en per hoofd.