741 Yoorts zullen zich gewapend mogen vertoonen degenen, die daartoe voorzien zijn van een door den Militairen Bevelhebber van Atjeh en Onderhoorigheden afgegeven en onderteekende schriftelijke vergunning. Art. IV. Bij gelegenheid van huwelijks-of andere feestelijke optochten, het dragen van wapenen volgens de landsinstellingen gebruikelijk zijnde, zal hiertoe gedurende die feesten aan ter goeder naam en faam bekend staande personen vergunning kunnen worden verleend. Art. V. Overtredingen van dit verbod worden gestraft met geldboete van ten hoogste Honderd gulden of met tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon gedurende ten hoogste drie maanden. Daarenboven worden de wapenen verbeurd verklaard en in het oorlogs magazijn opgeborgen. Art. VI. Deze keur treedt in werking op den vijftigsten dag na dien der dagteekening van het officieel nieuwsblad, waarin de verordening is opgenomen. De civiele ambtenaren worden mits deze uitgenoodigd, den hoofden en bevolking hiervan kennis te geven en een ieder tot medewerking aan te sporen. Bij Gotninandernentsorder van 30 December 1879, No. 364 be paalde de Civiel eu Militair Gouverneur op nieuw o. m. Geen schildwacht, op post in onze bivaks, versterkingen of etablis sementen, mag een Atjeher met geweer (I), lans, klewang of rèntjong (grasmes) (2) gewapend, tot op minder dan 10 passen laten naderen. Op waarschuwing zullen de wapens moeten worden afgelegd; wordt daaraan geen gevolg gegeven, dan is de schildwacht op post verplicht, hem neêr te schieten. De wapens worden ingeleverd in het Magazijn van Oorlog te Kota Itadja. Alleen de hoofden hebbeu de vergunning, een zijdgeweer, in den gordel gestokeu, te behouden. In geen geval mogen zij er mede in de hand loopen. De stipte opvolging van deze order wordt allen commandeerenden officieren ten strengste aanbevolen. De liniecommandanten en civiele ambtenaren zullen zorg dragen, de bevolking alierwege met dit voorschrift bekend te maken. De Commanderaentsorder van 30 September 1884. No. 200 luidde: Met intrekking van vroeger gegeven voorschriften betreffende het dragen (1) "Waarom wordt de donderbus thans niet genoemd? De rèntjong is gten grasmes.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 266