743
III. dat hij, die schijnbaar ongewapend, een wapen verborgen houdt
onder zijne kleêren of in de vracht, welke hij bij zich draagt, wordt
neêrgeschoten
IY. dat de schildwachten zich niet laten passeeren, eveneens de wach
ten en kleine patrouilles, door meer dan één man te gelijk.
Voor het innemen der geconcentreerde stelling vaardigde de Gou
verneur van Atjeh en Onderhoorigheden zijn hieronder volgend besluit
uit van 1 Maart 1885, No. 151.
In ervaring gekomen zijnde, dat de vijandig gezinden thans sluip
moord als een der middelen bezigen om Groot Atjeh in beroering te
houden, acht (de Civiel en Militair Gouverneur van Atjeh en Onder
hoorigheden) het noodzakelijk, ook in verband met de nieuwe orde van
zaken, eene regeling te treffen om de inwendige rust, orde en veilig
heid te verzekeren binnen het gebied, ingesloten door den nieuwen
postenketen.
Art. 1.
Het dragen van wapens binneu het gebied, door den nieuwen posten
keten ingesloten, is verboden, behoudens de uitzonderingen, in art. 2
genoemd.
Art. 2.
Tot het dragen van één blank wapen zijn gerechtigd de na te noemen
hoofden
(Volgen de namen der verschillende hoofden, die hier niet genoemd
behoeven te worden).
Aan de hoofden der Atjehsehe Onderhoorigheden wordt gedurende den
tijd van hun verblijf te Kota Radja door den Gouverneur eene speciale
vergunning tot het dragen van een blank wapen verleend.
Art. 3.
Als blanke wapenen worden beschouwd de ladingde tjok ijangde
tarabadjoi, de voedoesde scidebde sikin pandjangde rèntjongde radja
doempak en de pedang, wier afbeeldingen in bijgaande teekening (1)
voorkomen.
Art. 4.
Zij, die niet gerechtigd zijn tot het dragen van een blank wapen, zul
len door den magistraat, ingevolge de keur betreffende het dragen van
(i) Die teekening wordt achterwege gelaten, omdat de achaa', waarop zij vervaar
digd is, te klein mag worden genoemd en de door mij gegeven schets bij hoofdstuk
IY m. i. beter is.