747
Dit insigne hunner waardigheid moeten zij. als zij een wapen dragen,
steeds met zich voeren.
Art. 3.
Atjehers, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, met eenig vuur-of blank
wapen worden aangetroffen, zullen geheel en al als vijand beschouwd en
volgens het oorlogsrecht neêrgeschoten worden.
Art. 4.
Alle mindere hoofden en overige Atjehers en Arabieren wonende binnen
het gebied, door den postenketen ingesloten, moeten voorzien zijn van een
pus volgens model litt. B. op blauw papier.
Overtreding van dit verbod wordt gestraft met 14 dagen tenarbeid-
stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, ingevolge
art. 12 van de Ordonnancie op de rechtspleging onder de inheemsche be
volking van Groot Atjeh (Staatsblad 1881, No. 83).
Art. 5.
Ieder buiten de postenlinie wonende, zoowel vrouw als man, moet, om
binnen het door ons bezette gebied te wor len toegelaten, zich vooraf
aanmelden aan een der versterkingen van de linie, die de groote toegangs-*
wegen afsluiten, te weten: Lamtih, Lamdjamoe, Ketapang Doewa,
Lambaroe, Siroen, Lamjong en Pakan Kroeëng Tjoet.
De betrokken postcommandant voorziet deze personen van een pas
model litt. C. op geel papier.
Zij mogen niet binnen de postenlinie overnachten, tenzij bij speciale
vergunning van den Assistent-Resident der afdeeling Groot Atjeh, die
daarvan eene aanteekening op hun pas stelt.
Eveneens mag niemand zich buiten de postenlinie begeven, indien hij
zich niet aan een der gemelde versterkingen van de linie aanmeldt.
Eene andere wijze van doorgang tusschen de posten is verboden,
zullende een ieder, die dat gebod overtreedt, als vijand beschouwd en volgens
het oorlogsrecht neêrgeschoten worden.
Art. 6.
Atjehers, die van 's avonds 8 tot 's morgens 5 uur, d. i. van het avond
tot het morgenschot, buiten de kampong's worden aangetroffen, zullen
als vijanden en roovers behandeld en neêrgeschoten worden.
Art. 7.
Het is aan Atjehers verboden, zich binnen onze vestigingen te bewegen