- 750
uitvoerder dier bevelen, daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk. De
patrouille-commandant, die, denkende ieder met een geweer loopenden
Atjeher volgens art. 5 van het besluit van 1 Maart 1885 No. 151 of
volgeus art. 3 van het besluit van 18 Mei 1885, No. 224 te mogen laten
neerschieten volgens het oorlogsrechthad, zich verantwoord achtende
dit te doen, door den Procureur Generaal strafrechtelijk vervolgd
kunnen worden. Natuurlijk zou de patrouille-commandant zich hebben
beroepen op art. 80 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk
te lande en op art. 243 van het Wetboek van Strafrecht voor Euro
peanen in Ned.-Indië; maar de rechter zal beslissen of hij al dan-
niet schuldig is. Laatstbedoeld wetsartikel luidt:
Doodslag, kwetsuren en slagen, bevolen bij algenieene verordeningen
en gelast door het openbaar gezag, zijn niet strafbaar.
Ook had de Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden wegens
de uitvaardiging van bovenaangehaalde besluiten door de Regeering
ter verantwoording kunnen worden geroepen.
Noch het een noch het ander is gebeurd. De Regeering was
officieus met den inhoud van bedoelde besluiten of eigenlijk de Gou
verneur Generaal particulier door den Gouverneur van Atjeh en
Onderhoorigheden daarmede in kennis gesteld (1) en de Procureur
Generaal scheen voor die gedrukte besluiten zijne oogen te hebben
gesloten. Zou eene poging zijnerzijds tot handhaving der majesteit
van het recht van regeeringszijde de verzuchting hebben doen slaken
„la légalité nous tue"? Die legaliteit gaf den Gouverneur van Atjeh
en Onderhoorigheden in 1885 en later tot niet meer recht dan het
uitvaardigen van een politiekeur, waarin o. m. het dragen van vuur-
en blanke wapens en het zich vertoonen van Atjehers buiten hunne
kampong's gedurende den nacht verboden werd sub poene van hoog
stens drie maanden tenarbeidstelling aan de openbare werken, met
kost, zonder loon.
Wat beteekeuden in de besluiten van 1 Maart 1885, No. 151 en
18 Mei d. a. v No. 224 uitdrukkingen als behandelen volgens het
oorlogsrecht en neder schieten volgens het oorlogsrecht? Zeker, dat
(l) Blijkens de <loor mij gelezen particuliere correspondentie tusschen den Gou-
vorneur-Genersal O. van Rees en den Kolonel, later Genoraal-Majoor H. Demmeni,
Gouvorneur van Atjeh en Onderhoorigheden.