751
men den schuldige alvorens hem neer te schieten, een verhoor, hoe
kort dan ook, b. v. door eene militaire commissie, had doen afnemen?
Daarvan was echter geene sprake. Men dacht ten onrechte, dat
het oorlogsrecht het als een hond neêrschieten van dien schuldige
wettigde. Dit is slechts het gevai, indien hij zich tegen zijne gevan
genneming verzet of getracht had te ontvluchten.
Yan het laatst aangehaald besluit zal ik slechts de artt. 3, 5, 6
en 8 in beschouwing nemen. In de artt. 3 en 5 is er sprake van
neerschieten volgens het oorlogsrechtmaar in de artt. 6 en 8 slechts
van neêrschieten. Misschien is dit verschil gemaakt, omdat de schul
dige in het eerste en het tweede geval als vijandin het derde als
vijand en roover en in het vierde geval geheel en al als roover
beschouwd of behandeld werd; zoo ja, waarom?' Een volgende
Gouverneur hief dat verschil op en liet slechts neêrschietenzonder
het oorlogsrecht te beschuldigen van eene handeling toe te laten, die
het verbiedt.
Art. 6 is bepaaldelijk in strijd met art. 219 van het bij Ordon-
nancie van 14 Maart 1881 (Indisch Staatsblad Ho. 82) vastgesteld
„Reglement tot regeling van het rechtswezen in het Gouvernement
Atjeh en Onderhoorigheden". Laatstgenoemd art. luidt:
Ingeval van oproer, aanval door roovers, brand of andere dergelijke
voorvallen, vervoegen zich alle mannelijke inwoners boven de 16 jaren
(met uitzondering der ouden en gebrekkigen) zoo spoedig mogelijk bij
het kamponghootd en volgen diens bevelen tot dadelijken tegenweer en
voorkoming van ongelukken.
Het kamponghoofd geeft hiervan, zonder het minste uitstel, kennis aan
het moekimhoofd, het districtshoofd en de eerste civiele autoriteit.
Wanneer van eene kampong of plaats hulp wordt gevraagd, mag zij
niet geweigerd worden, doch de hoofden moeten steeds mede bedacht
zijn op de veiligheid van hunne eigene woonplaatsen, zoodat in geen
geval eene kampong van alle manschappen geheel mag worden ontbloot.
Art. 8 treedt geheel in de rechten van het strafwetboek voor
Inlanders.
Zij, die b. v. bruggen vernielen, telegraaph -, ielephoon- en spoor
lijnen verbreken dan wel andere schaden veroorzaken, worden ge
straft ingevolge art. 189 of 360 van genoemd wetboek (zie de In
dische Staatsbladen van 1854, Ho. 95, 1871, Ho. 226, 1872, Ho