752
65, 1876, No. 257 en 1891, No, 235; zie ook Indisch Staatsblad
van 1883, No. 145) of volgens de hiervoren op de telegraphen en
telephonen bij Staatsblad uitgevaardigde strafbepalingen.
Bij besluit van 19 Januari 1888, No. 294 overwoog de Gouverneur
van Atjeh en Onderhoorigheden, dat de sedert eeuigen tijd verkregen
aanraking met hoofden en bevolking buiten de postenlinie eene wij
ziging vorderde van de bepalingen, vastgesteld bij bovenaangehaald
besluit van 18 Mei 1885, No. 224/2, en besloot met intrekking
van dit besluit
Art. 1.
Het dragen van vuur- of blanke wapens binnen het gebied, door den
postenketen ingesloten, is verboden, behoudens de uitzonderingen, in art.
2 genoemd.
Art. 2.
Tot het dragen van een blank wapen in den gordel zijn gerechtigd:
a. In de sagi der XXV moekims:
Volgen de namen van 18 hoofden.
b. In de sagi der XXVI moekims:
Yolgen de namen van 7 hoofden.
c. In de sagi der XXII moekims:
Volgen de namen van 6 hoofden.
d. Zij, die voor bewezen diensten een eerewapen van het Nederlandsch'
Indisch gouvernement hebben ontvangen.
Zoowel Pangeran Hoesin als de hoeloebalangs en de bovenvermelde
overige hoofden, benevens zij, die gerechtigd zijn tot het dragen van een
eerewapen, zullen ten bewijze, dat hun vergund is een blank wapen te
mogen dragen, een pas moeten vertoonen, ingericht volgens model Litt.
A, waarop eveneens zal worden vermeld het aantal gewapende volgelin
gen, dat het betrokken hoofd met zich mag voeren.
Behalve de hierboven genoemde hoofden kunnen nog andere voorname
personen in aanmerking komen tot het dragen van een blank wapen en
meevoeren van gewapende volgelingenaan hen en aan de hoofden der
Atjehsche Onderhoorigheden wordt dan gedurende den tijd van hun ver
blijf te Kota Radja door den Gouverneur eene speciale vergunning daartoe
verleend.
Art. 3.
Atjehers, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, met eenig vuur-of blank
wapen worden aangetroffen, zullen geheel en al als vijand beschouwd en.
volgens het oorlogsrecht neêrgeschoten worden.