754
op verantwoordelijkheid van den postcommandant, bij wien de doortocht
gevraagd wordt.
Art. 9.
De betrokken postcommandant voorziet de buiten wonende mannen,
die binnen de linie wenschen te worden toegelaten, van een pas Litt.
C. op geel papier; hij neemt hunne soerats tjap en wapens in en houdt
van het aantal en de soort der aangehouden wapens op den geelen pas
aanteekeningbij terugkeer naar buiten de linie neemt hij den geelen
pas in en worden hun de soerats tjap en wapens teruggegeven.
Atjehers, buiten de linie wonende, mogen niet binnen de linie over
nachten, tenzij met vergunning van den betrokken postcommandant, die
deze vergunning aan te goeder naam bekend staande Atjehers kan ver-
leenen en alsmede daarvan aanteekening op hun pas stelt.
Van dergelijke vergunning geeft de betrokken postcommandant onmid
dellijk kennis aan den Assistent-Resident van Groot Atjeh, terwijl boven
dien aan hen, die te Kota Radja of Olehleh wenschen te overnachten, moet
worden medegedeeld, dat zij gehouden zijn zich aan te melden respectievelijk
bij den Assistent-Resident van Groot Atjeh of den schout te Olehleh.
Van deze melding wordt aanteekening gehouden op den geelen pas.
Art. 10.
Aan vrouwen en kinderen, komende van buiten de linie, kan door
den commandant van den post, dien zij wenschen te passeeren, op ver
zoek worden toegestaan om een of meer dagen bij bloedverwanten of
kennissen binnen de postenlinie te verblijven.
Art. 11.
De mannen, die in het door ons bezette gebied wonen en buiten de
linie wenschen te gaan, moeten hunnen kampongpas aan de postcomman-
danten vertoonen. Deze houden dien pas aan tot den terugkeer van den man.
De postcommandant houdt aanteekening van de Atjehers, die zich
langer dan 24 uren buiten de linie ophouden; blijft de afwezigheid aan
houden en verwekt zulks bij den postcommandant argwaan, dan geeft
hij van een en ander kennis aan den Assistent-Resident van Groot Atjeh.
Art. 12.
Vrouwen en kinderen, die steeds ongewapend moeten zijn, behoeven»
zoowel van buiten als van binnen de linie komende, niet van een pas
of soerat tjap voorzien te zijn.
Art. 13.
Jongens van 12 jaar en ouder worden beschouwd als mannen.