508 officer on the spot, who will then decide as to the strength and compo sition of the military force required for the service, and do his utmost to meet the requisition promptly and readily." De bepalingen in Ned.-Indië op den bijstand van het burgerlijk bestuur door het leger zijn zeer verspreid. Men vindt die o. m. in Indisch Staatsblad van 1817, N°. 1, de „Instructiën" voor de com mandanten der militaire afdeelingen op Java van 1839 en voor de militaire commandanten buiten Java en Madoera van 1837 en ver schillende niet gedrukte instructiën, zooals de in 1874 door den com mandant van het leger, Generaal Whitton vastgestelde „Instructie betreffende de militaire detachementen, welke ter Westerafdeeling van Borneo ter beschikking worden gesteld van het civiel bestuur bij het tegengaan van sneltochten." (1) Bij ordonnantie van 14 Maart 1881 (Indisch Staatsblad N°. 82) werd het „Reglement tot regeling van het rechtswezen in Atjeh en Onderhoorigheden" vastgesteld. De laatste alinea van art. 268 van dit reglement, over den bijstand van het burgerlijk bestuur door het leger handelende, luidt: „Zoowel de assistent-residenten als de magistraten zijn bevoegd om, tot handhaving der politie, den bijstand te vorderen van de gewapende macht." De bevoegdheid om dien bijstand te vorderen werd bij besluit van commissarissen-generaal van 5 Januari 1817 N°. 11 en art. 5 van het bij Indisch Staatsblad N°. 1 van dat jaar v.astgestelde „Regle ment op de verhouding tUBSchen de civiele en militaire autoriteiten" slechts aan de hoofden van gewestelijk bestuur verleend. In laatst genoemd art. leest men toch: „In geval van oproer, onrustige bewegingen of feitelijk verzet tegen de wetten, zullen de residenten het recht hebben, de militaire macht tot demping der onlusten en beveiliging van personen en goederen te requireeren, aan welke requisitiën de commandeerende officier gehouden zal zijn te voldoen...." Art. 7 der „Instructie voor de militaire commandanten buiten Java en Madoera" luidt, voor zooveel de tweede alinea betreft: „Indien dit echter binnenlandsche onlusten op ons grondgebied betreft, zal de militaire autoriteit hare hulp niet verleenen dan op schriftelijke aanvrage daartoe van wege de civiele autoriteit, daarbij in het oog hou- (1) Zie Indisch Militair Tijdschrift, 18S1 en 1884.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 27