NOG IETS OVER OEN OMGANG MET DEN SOLDAAT VAN
INLANDSCHEN LANDAARD, EN OVER DE WENSCHE-
LIJRIIEID HIERBIJ VAN EENE GOEDE KEN
NIS VAN MALEISCH EN JAVAANSCIL
In iie afleveringen 9, 10 en 11 van den vorigen jaargang van
dit tijdschrift komt een zeer belangrijk opstel voor, onder het pseu
doniem Ridohandelende over de karakter-eigenschappen der ver
schillende inlandsche landaarden in ons leger en over hunne militaire
waarde.
De kundige schrijver geeft bewijzen een diepen blik in het gemoeds
leven van den inlander geslagen te hebbende waardeering zijner
goede eigenschappen heeft hem zijne fouten geenszins over het hoofd
doen zien. Daardoor was het hem gegeven als het ware een hand
leiding te leveren voor de wijze, waarop wij als meerderen met onze
inlandsche ondergeschikten moeten omgaan.
Behalve dat hij n.l. wil, dat onze behandeling van den inland-
schen soldaat gebaseerd zij op de kennis van zijne taal en van zijne
zeden en gewoonten als de eenige betrouwbare brug om tot deken
nis van zijn gemoedsleven te geraken, zoo wenscht hij verder, dat
wij in zijn doen en laten belang stellen en dat wij toonen, bij eene
strenge en rechtvaardige behandeling, hart voor hem te hebben.
Bravo, die weg dient bewandeld te worden! De jaren liggen
gelukkig verre achter ons, waarin men den soldaat nog beschouwde
als eene machine, die slechts op commando van zijne meerderen in
of buiten werking gesteld moest worden.
Ook de mindere ontvangt zijne indrukken en verwerkt die op
zijne manier. Het oordeel, dat hij zich omtrent zijn meerdere vormt,
legt ook gewicht in de schaal, vooral daar waar beiden in gevaar
volle oogenblikken samen moeten werken.
De geschiedenis leert, dat vooral die aanvoerders, welke zich den
eerbied hunner minderen wisten te verzekeren door eene behande-