509
dende, dat de sterkte der troepen op de buitenbezittingen ten doel heeft
de bewaking van den aanvertrouwden post en geenszins berekend is tot
het doen van veroveringen, enz., weshalve zij gehouden zijn hunne beden
kingen in te brengen, indien zij door de civiele autoriteit tot het doen
van excursiën worden aangemaand; en bijaldien de vorderingen van den
civielen gezaghebber in strijd zijn met dat beginsel, zoodanig dat daar
uit gevaar voor den militairen post zou kunnen voortvloeien, zijn zij
verplicht dezelve af te wijzen en daarvan onmiddellijk rapport aan het
Departement van Oorlog te maken."
Yoor de aan deu gewestelijk militairen commandant ondergeschikte
plaatselijk militaire en postcommandanten schrijft bovenbedoeld art.
het navolgende voor:
„Op plaatsen, afgelegen van de standplaats van den militairen com
mandant, zullen, indien de civiele gezaghebbers militairen bijstand aan
de naastbij zijnde militaire autoriteit vragen, deze dien bijstand niet
mogen weigeren, mits gehandeld worde in den geest van het vorenstaande
en overeenkomstig het besluit van Commissarissen-Generaal dd. 5 Januari
1817, No. 11, enz."
Bij zijne commandementsorder van 22 Mei 1881 N°. 123 bepaalde
de toenmalige militaire commandant van Atjeh en Ouderhoorigheden,
kolonel Haus, het navolgende:
„Daar volgens art. 7 der Instructie voor de militaire commandanten
buiten Java en Madoera (Gouvernements besluit van 11 Januari 1837,
No. 8) de militaire autoriteit hare hulp niet mag verleenen dan op
schriftelijke aanvraag van de civiele autoriteit, werd de Gouverneur van
Atjeh en Onderhoorigheden door mij verzocht, zijn verlangen omtrent
de uitzending der patrouilles te willen kenbaar maken".
„Naar aanleiding van het daarop bekomen antwoord wordt, met in
trekking van alle daarmede strijdige bepalingen, het navolgende vast
gesteld."
„Als beginsel wordt aangenomen, dat buiten de cavaleriepatrouilles en
die, welke geacht moeten worden noodig te zijn voor de veiligheid der
gemeenschap tusschen de verschillende militaire posten onderling, der
halve langs de daartusschen gelegen wegen, geene patrouilles worden
uitgezonden dan op speciale aanvrage van het civiel bestuur".
„Enz."
„Wordt er tot het uitzenden van eene militaire patrouille (op aanvrage
van het civiel bestuur) overgegaan, dan behoort deze, zooveel mogelijk,
steeds door een besturend ambtenaar vergezeld te wordenarrestatiën
Dl. I, 1897. 44