772 aardigheden der verschillende landaardea" niet wel te scheiden is van het andere, n.l. „omgang met den soldaat van verschillenden landaard." Van de Amboneezen sprekende zegt Rido o. a., dat zij bij feesten als Koningins verjaardag, prijsschieten enz. een bezoek of de aanwe zigheid hunner officieren daarbij zeer op prijs stellen, en dat de commandant eener Amboneesche compagnie wél zal doen daarmede rekening te houden. Dit geldt m. i. ook van de feestelijkheden, die Javanen, Madoereezen en andere landaarden op zoo'n gewichtigen dag vieren, en als de compagnies-commandant met zijne officieren hierbij verschijnt, dan is het toch zeker zeer gewenscht, dat hij een woord te pas tot zijne soldaten weet te zeggen. Het is zeker, dat de inlandsche soldaten bepaald zoo'n toespraak verwachten, zoodat dan ook strijk en zet de oudste inlandsche ser geant reeds bij voorbaat zijne beantwoordingsrede klaar zal hebben. En hoeveel gelegenheden van plechtigen of belangrijken aard zijn er niet meer, waarbij het zeer wenschelijk is, dat de troep wordt toegesproken, bijv. het uitreiken van decoraties, van medailles enz. De speech nu, die de compagnies-commandant, zoolang hij ten minste de eigen taal van zijne soldaten nog niet kent, bij zoo eene gelegenheid tot hen houdt, kan niet anders gesteld zijn, dan in zuiver Maleisch, ja moet dan liefst worden uitgesproken in de taal der boekenzonder dat vindt een inlander die speech niet mooi. Hij wil dan bepaald dat goede Maleisch hooren, ook al verstaat hij, voor het geval dat het Maleisch zijne moedertaal niet is, het gesprokene slechts ten deele; de niet-Maleier zal er echter toch altijd veel meer van begrepen hebben, dan de meesten onzer wet denken. Trouwens, ik kan mij geene rede in het Laag-Maleisch voorstellen, omdat o. a. eene eigenaardigheid van dat, voor de praccijk zoo hoog geroemde, Laag-Maleisch deze is, dat het geene andere woorden kent dan die, welke men eiken dag herhaaldelijk tegenkomt. Zoodra men naar woorden zoekt voor begrippen, die ook maar eenigszins buiten het kader van het plat alledaagsche vallen, komt men dadelijk tot de overtuiging die woorden nog nooit gehoord te heb ben, en is dan genoodzaakt er maar wat van te maken. Ik noemde hiermede dus al dadelijk een geval op, waarvoor de kennis van zuiver Maleisch een vereischte is, en dan wel bepaald

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 297