- 776 Bij den officier, die goed Javaansch spreekt, veronderstelt de Javaan namelijk ook de aanwezigheid van veel kennis zijner adats zonder kennis van zijne adats acht hij terecht geene groote kennis van het Javaansch bestaanbaar. Ten opzichte van een volbloed Europeaan is die opinie meestal wel wat al te vleiend. Het is voor dezen toch zoo verbazend moei lijk om goed op de hoogte te komen van de Javaansche gebruiken en beleefdheidsvormen, waarbjj talrijke fijne nuanceeringen zijn te onderscheiden. Toch ligt er in die opvatting van den Javaan zeer veel waars. Hij, die zich op het Javaansch gaat toeleggen, een taal zoo uiterst moeilijk, dat er niettegenstaande veel inspanning, toch nog zeer geruime tijd over verloopen moet, aleer men zeggen kan den voet voor goed in den stijgbeugel te hebben, zal bij die studie onophou delijk getroffen worden door allerlei interessante bijzonderheden, die hem weer tot verder doorgezet onderzoek aansporen. Veeltijds wordt een gebruik of een beleefdheidsvorm in al zijn onderdeelen aangegeven door één enkel woord. Komt men het woord tegen en zoekt men zijne beteekenis op, daa vindt men dus al de détails van het gebruik tevens vermeld. Om een paar voorbeelden te noemenZoo beteekent sila zitten met da beenen kruiselings onder het lijf, bij de mannen met geheel, bij de vrouwen met niet geheel tegen den grond liggende knieën. Dit is de meest welgemanierde wijze van zitten, die te pas komt, wanneer de Javaan tot den meerdere in rang of stand het woord wil richten, dan wel zoolang die meerdere tot hem spreekt, of hij zich maar in de nabijheid van dien meerdere bevindt. De sëmbah is de eer biedige groet, die van uit de sila-houding gebracht wordt met de handen plat tegen elkaar gelegd en naar en tegen het voorhoofd aangebracht, zoodanig, dat de toppen der duimen de punt van den neus raken. Zoekt men Jcdwin huwen op, dan vindt men daarbij ook vermeld: mas kdwiti huwelijks onderpand. Dit huwelijks onderpand, gewoon lijk 2 realen in zilver, wordt, bij de echtverbindienis voor den pries ter, door den bruidegom aan de bruid gegeven, en blijft haar bijzon der eigendom, of wordt als wettige schuld erkend en moet aan haar uitbetaald worden, wanneer de man scheiden wil.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 301