779 En vraagt hij mij of ik ziek ben, zoo zal hij zeggen poenSpS, salirS sampéjan gërah. Dit laatste zou ook ik vragen aan een Javaansch hoofd, of een Javaansch hoofd aan mij. Tegen dat Javaansche hoofd van mij zeiven sprekende, zou ik natuurlijk weer zeggen: badan koeli, sakit. Wij hebben dus: lichaam en ziek Deze 3 talen nu moet ieder Europeaan kennen, die Javaansch wil spreken; met de kennis van het ngoho alleen kan hij natuurlijk niet volstaan, omdat hij in het krdmd antwoord bekomt. Het ngoko klinkt door zijne vele a-klanken (uitspraak, als in het Geldersche, „vaoder") en doordat ieder woord in den zin kort en vrij wel op zich zelf staande, dus zonder vloeienden overgang tot het volgende woord, wordt uitgesproken, bepaald hard en hevelend. Een bevel, in het Javaansch geuit, klinkt dan ook bij uitstek gebiedendhet sluit als het ware elke tegenspraak uit. Zoo lette men bijv. op de kracht, die men kan leggen in de vol gende woorden, alleen als gevolg der klanken in die woorden voor komende of als gevolg van hunne kortheid loenga ga heen tëkd (rn) rênê of tèkd kêné of mréné jd kom hier. ddjd het Maleische: djangan. wis het Mal. soedah. tjoel verkorting van oetjoel laat los Het krama daarentegen klinkt zacht, soms bijna smeekendde zinnen zijn vloeiender, de harde a klank komt veel minder voor, «ent zijn overheerschend geworden. Het gebruik dezer beide talen geeft dus al dadelijk het standpunt des sprekers aande meerdere, die beveelt en zich alleen door de taal al weet te doen gehoorzamen; de mindere, die op beleefde, (PoonapS, het kr&m&-woord voor i> r u apa om de Javaansche vraag lichaam of^ ziek. te vormen) awaq ng. badan. kr. salirf, kr. ingg. IRi-a. ng. sakit. kr. gërah. kr. ingg?""

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 304