783 De zaak wordt met eene lichte straf afgedaan, allerlei langdradige verhooren en onderzoeken behoeven niet plaats te hebben. Het is alsof de Javaan bij zich zeiven denkt: „Het geeft mij toch niets of ik al onwaarheid spreek die kapitein kent mijne taal zoo goed en weet zoo goed de middelen aan te wenden om achter de waarheid te komen, dat het veiliger is maar dadelijk te bekennen." Nu spreekt het van zelf, dat, waar de Javaan eene halsmisdaad, of wel eeuig ernstig crimineel vergrijp heeft begaan, waardoor zijne positie ernstig in gevaar komt, hij wel alle middelen in het werk zal stellen om zich er uit te redden en dan dus ook de leugen te baat zal nemen; maar dit is een standpunt, dat men, menschelijker- wijze gesproken, zeer goed kan billijken en dit heeft hij dan toch met den Europeaan gemeen. Het is in zoo'n geval ook al weer door de macht, die men aan de kennis der taal ontleent, en door te speculeeren op het bijgeloof van den Javaan, bijv. het geloof aan goede en kwade dagen en uren van den dag, allerlei berekeningen bij het bepalen van den dag en het uur, waarop eenige misdaad volvoerd moet worden, (Zie Gro- neman „Een kètjoe geschiedenis" en van Hien „Javaansche Prim- bons), en op zoo velerlei wijzen meer, welke men aan de kennis van de zeden en gewoonten van het volk ontleent, dat men zeer veel troeven in handen krijgt, om achter de waarheid te komen. Doet zich een ernstig vergrijp in de compagnie voor, dan is het bepaald noodzakelijk niet te rusten, voordat men alle gewettigde middelen heeft uitgeput om achter de waarheid te komen. Zelfs al gelukt ons dit dan nog maar tendeele, zoo houdt de inspanning, die wij ons bij het onderzoek getroostten, voor onze ondergeschikten in de compagnie de waarschuwing in, om voor den vervolge bijzonder op hun hoede te zijn. Men make verder zoo oordeelkundig mogelijk gebruik van de groote macht, die het Javaansche kader over zijne ondergeschikten bezit, en van de omstandigheid, dat zij bijna alles kunnen weten, wat er in eene Javaansche compagnie omgaat, teneinde hierdoor bestaande misbruiken te kunnen uitroeien, zooveel mogelijk gelei delijk natuurljjk, maar dan ook met wortel en tak. Men zal op deze wijze te werk gaande, al spoedig diefstal en goed

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 308