785 bovendien medewerken zal om ons de bereiking van ons einddoel mogelijk te maken. Men ga echter met oordeel te werkzoolang men nog loerende is, denke men niet reeds veel van het Javaansch te weten. Stel bijv. eens, dat men reeds begonnen is in de compagnie Ja vaansch te spreken, en dat men het zelfs al aangedurfd heeft om een onderzoek in het Javaansch te gaan houden, maar dat men hierbij de verklaring van een der getuigen niet in allen deele begrepen heeft, dan zij men voorzichtig, dat valsche schaamte er niet toe leidt, om dit voor zichzelf te verhelen. Heeft men werkelijk het medege deelde niet goed begrepen of verkeerd verstaan, en gaat men hierop door, dan zou dit de schromelijkste gevolgen kunnen hebben. Men schrijve dan ook alleen datgene op, wat men zeker weet goed begrepen te hebben, en voor het andere gedeelte neme men er een tolk bij, bijv. een Buropeesch sergeant, in Indië geboren, die het Javaansch goed machtig is, of wel men zoeke naar eenig ander middel, waardoor men tot het goed verstaan van dien getuige komt, zonder dat men zichzelf te veel bloot geeft of zonder al dadelijk geheel met eene ondervraging in het Javaansch te breken. Op deze wijze doorgaande zal men geleidelijk beter op de hoogte geraken. Ik wil er verder nog op wijzen, dat bij het Javaansch eene juiste uitspraak der taal zeer noodzakelijk is, wil men geacht worden goed Javaansch te kunnen spreken en goed begrepen te worden. Yeelal wordt bij de studie van vreemde talen de uitspraak als eene bijzaak beschouwd, terwijl het toch bepaald eene hoofdzaak is. Bij het Javaansch vooral komt zulks zeer sterk uit. Waarom of dit zoo is, zal men spoedig ontwaren, als men met de studie van bet Javaansch begint. Hiermede stap ik van het Javaansch af. En nu ten slotte nog ééne aanteekening. Rido zegt van den Javaan op blz. 238, „Geen landaard is zoo uiterst gevoelig, waar het de vrouw betreft, als de Javaansche, en wanneer zijne wraakzucht door minnenijd is opgewekt, ontziet de Javaan niets en laat hij zich tot de grootste wreedheid voeren." Het heeft mjj zeer verwonderd deze zinsnede aan te treffen. Ik

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 310