791
Kerto liet niet na de weerstandsmiddelen van den kraton te ver
meerderen.
Hij deed verwoestende invallen in de omliggende dessa'splunder
de en moordde waar hij zich vertoonde, overviel onze transporten en
had weldra de geheele nabuurschap van Pleret onder zijne afhanke
lijkheid gebracht, zoodat de verkeerswegen in den omtrek van de hoofd
plaats zoo goed als afgesneden waren.
Het was niet mogelijk dergelijke overmoedige en moordzieke bu
ren in de nabijheid van Djokjakarta in rustig bezit te laten van
zulk eene geduchte versterking, te minder daar het verband dreigde
verloren te gaan met de keizerlijke troepen van onzen bondgenoot,
den soesoehoenan van Solo, die te Imoqiri gelegerd waren en hun
leeftocht en munitie van Djokjakarta hadden te ontvangen.
Imoqiri lag een uur bezuiden Pleret en aan gene zijde van de
Opak; de weg van Djokjakarta naar die plaats voerde langs den
kraton. Het was dus van overwegend belang, ja volstrekt noodza
kelijk, de muiters te verdrijven.
Behalve om de gemeenschap met Imoqiri mochten wjj, ter wille
van de ons welgezinde hoofden, die op het bezit der heilige graven
gesteld waren, niet onverschillig blijven omtrent den kraton.
Die tweede berenning en herovering van den kraton kiezen wi]
tot onderwerp van ons verhaal, vooral om het feit, dat daarbij voor
een gedeelte Javanen tegen Javanen streden en de hulp en de moed
onzer trouw gebleven inlandsche onderdanen onze aandacht en waar
deering verdienen.
Aan den kolonel-ingenieur Cochius werd de taak opgedragen den
kraton te heroveren. Hem werden als stafofficieren toegevoegd
de majoor-ingenieur Van der Wijck, de kapitein-adjudant De Stuers,
de luitenant-adjudant De Koek.
In den morgen van den 9en Juni 1826 trok Cochius met zijne
krijgsmacht van Djokjakarta naar Pleret.
De stad lag nog in diepe rust, zoodat de troep, die in alle stilte
afmarcheerde, geen opzien baarde. Ondanks de zware mist, die over
het geheele landschap lag, werd de beste orde gehandhaafd en goed
verband gehouden.