792 De troepenmacht was in drie colonnes verdeeld. De le colonne, onder den majoor Le Bron de Yexela, telde 250 bajonetten, 75 piekeniers, 50 pionniers, 2 houwitsers en 4 handmortieren. De 2e colonne, onder den majoor Elout, was sterk 160 bajonetten, 75 piekeniers en 2 tweeponders. De 3e colonne, onder den majoor Yerboom, bestond geheel uit cavalerie, namelijk 60 huzaren, 30 Sumanapsche lansiers en 25 Djajang- sekars („bloemen der overwinning" een inlandsch keurkorps). Behalve deze krijgsmacht rukte op dienzelfden morgen uit Tangong- Tiro, een dessa éen uur benoorden Pleret, het legioen van prins Mang- koe-Negara, onder commando van den pangerang Sorio-Mataram. Dit le gioen was samengesteld uit 400 bajonetten, 25 lansiers en 4 veldstukjes. Hierbij kwamen ruim 3000 man hulptroepen, onder bevel van beproefde hoofden Den pangerang waren als stafofficieren toegevoegdde kapitein- adjudant Koelman en de luitenant Roeps. Ten einde de insluiting van alle kanten gelijktijdig aan te vangen, was het uur van afmarsch zoodanig bepaald, dat ook het legioen omstreeks 8 uur v.m. voor Pleret kon zijn. Yoor de berenning waren de volgende bevelen uitgevaardigd: De le colonne, die den hoofdaanval moest doen, en vele stormlad ders, alsmede al het werpgeschut met zich voerde, had in last aan de westzijde stelling te nemen. Der 2e colonne werd opgedragen ten N., tegenover den hoofdingang, post te vatten en de ambulance te dekken. Het legioen had het O en Z O. voor zijne rekening en de cavalerie werd ten W. en Z. W. bedekt opgesteld. Een gedeelte der hulptroepen en de ruiterij van het legioen moesten ten Z. en Z. O. positie nemen en hadden de opdracht om, evenals de cavalerie, de muiters, die uit den kraton mochten vluchten, te vervolgen en den rug te dekken der ageerende colonnes. De rest der ongeregelde troepen bewaakte de berghellingen aan gene zijde der rivier, ten einde de vluchtelingen den weg naar de ongebaande passen van het Zuidergebergte af te snijden. Alzoo waren de beschikkingen voor de insluiting van dien aard, dat de vijand als in een muizenval kon opgesloten worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 317