512 Voorschrift betreffende de militaire detachementen, ivelke in Atjeh en Onderhoorigheden ter beschikking worden gesteld can het civiel bestuur. 1. De detachementen behooren steeds door officieren te worden gecommandeerd. (1) Zij worden alleen gegeven op schriftelijk verzoek, inhoudende het doel en de strekking van den tocht, van den civielen ambtenaar (assistent resident of controleur) aan de hoogste plaatselijk aanwezige militaire autoriteit. Deze beoordeelt of het al dan niet met de veiligheid van den aan hem toe vertrouwden post is overeen te brengen om een door hem voor het doel voldoende sterk geacht detachement af te staan, wordende een afschrift van de aan den commandant van het detachement te geven instructie uitgereikt aan den civielen ambtenaar, die het heeft aangevraagd. 2. De te nemen route wordt door den civielen ambtenaar bepaald, behoudens de verplichting van den detachements-commandant om, bijal dien hij het onder zijne bevelen gestelde detachement onvoldoende voor de uitvoering der hem opgedragen taak of deze op zuiver krijgskundige gron den onuitvoerbaar acht, dit den hem vergezellenden civielen ambtenaar mede te deelen en met zijn detachement onverwijld terug te keeren. 3. De civiele ambtenaar houdt gedurende den tocht den detache mentscommandant geheel op de hoogte van alles wat hij doet en wat ter zijner kennisse komt, zonder dat daardoor de officier stem krijgt in de te voeren onderhandelingen of besprekingen. 4. Er mag, zoo lang de veiligheid van het detachement zulks niet noodig maakt, tot het gebruik der wapenen niet worden overgegaan dan op verzoek van den civielen ambtenaar en voor zooverre de detachements commandant dit op zuiver krijgskundige gronden uitvoerbaar acht, op wien, zoo lang aan de vijandelijkheden geen einde is kunnen worden gemaakt, alle gezag overgaat en de verantwoordelijkheid daarvan rust; met dien verstande evenwel, dat het al dan niet achtervolgen van vluch tenden of het verder oprukken door den civielen ambtenaar, zoo mogelijk, vóór het begin der vijandelijkheden wordt bepaald. 5. De detachementscommandant zal c. q. niet anders dan na be hoorlijk van munitie, vivres en de noodige transport- en verplegingsmid- delen te zijn voorzien, verder mogen oprukken. 6. Het arresteeren of weder loslaten van personen blijft ter beoor deeling van den civielen ambtenaar, behoudens de verplichting van den detachementscommandant om, als hij vermeent, dat eene hem voorgestelde arrestatie of bewaking van arrestanten de krachten van zijn detachement (1) 'Wanneer civiele ambtenaren, gaande van den eenen poet naar den anderen, en zich over den grooten w<g bewegende, eene dekking noodig hebben, behoeft de detacbemeotsco mmandant slechts een onderofficier te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 31