797
Een peloton Sumanappers, onder kapitein Ioijo-Sosmito en den luite
nant Yurstenberg, bleef op eenigen afstand van den muur, en loste
onophoudelijk de geweren op den vijand, ten einde den aanval te
ondersteunen.
De officieren waren spoedig handgemeenhet verwoed gevecht
van man tegen man, dat nu volgde, was kort doch bloedig.
Majoor Van der Wijck velt door een houw een priester, en rijgt
een volgeling aan zijn degen; kapitein De Stuers pareert een lans
steek, en doorsteekt zijn tegenstander; aan weerskanten streed men
met verbittering en doodsverachting.
De vijand spande zich in en deed alle moeite om de aanvallers
van de ladders te stooten, doch kon op de smalle schietstelling geen
voldoende kracht ontwikkelen.
Opeens bespeurden de officieren eeoige weifeling onder de muiters.
Niet zoodra zagen zij dit, of zij sprongen op het banket, welk voor
beeld door de voorste manschappen gevolgd werd.
Met sabelslagen, pistool- en geweerschoten werden de muiters uit
eengejaagd velen zochten reeds hun heil in de vlucht, en toen ook
de hoofden hun volk niet meer aanvoerden en de voornaamsten het
gevecht niet meer volhielden, ontruimde de vijand met den meesten
spoed de schietstellingen.
Snel werden nu de stormladders naar de andere zijde gebracht,
doch het meerendeel der manschappen was langs de bamboestijlen
naar beneden geklauterd en stond reeds binnen den kraton.
De orde werd hersteld en den pionniers bevolen een kleine gebar-
rikadeerde poort te openen, on> den troepen buiten een doortocht
te verschaffen.
Behalve de Sumanappers, die nog aan gene zijde van den muur
stonden en als dekking der pionniers achterbleven, rukte majoor Le
Bron met zijne geheele macht in zuidelijke richting, om den vijand
te achtervolgen.
De pionniers togen terstond aan den arbeid en reeds waren vele
klapperstammen en balken omvergehaald, toen luitenant de Truy, die
op het banket de werkzaamheden leidde, in zijne nabijheid, binnen
den kraton, een verdachte golvende beweging in de struiken waarnam.
Hier en daar zag hij weldra eenige witte tulbanden en veelkleu-
Dl. I. 1897. 62